Biologische teelt - Akkerbouw
|
Toename in biologisch areaal
|
1-8-2022 |
In 2021 produceerde 3,7% van de akkerbouwbedrijven waar het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) op is gericht, biologisch. Het was het zeven jaar op rij waarin het aandeel biologische akkerbouwbedrijven is toegenomen. De meeste biologische akkerbouwbedrijven zijn gelegen in de Kleiregio. Het aandeel biologische bedrijven steeg in deze grondsoortregio van 4,9% in 2020 naar 5,2% in 2021. In de Zandregio bleef het aandeel biologische bedrijven in 2021 met 1,8% hetzelfde ten opzichte van het voorgaande jaar. De Lössregio kent met een aandeel van 1,2% in 2021, relatief de minste biologische akkerbouwbedrijven.
|
Ontwikkeling verschilt per grondsoortregio In de Zandregio schommelt het aandeel biologische akkerbouwbedrijven al sinds 2002 tussen de 1% en 2%. De top werd bereikt in 2007 met 1,8% en het aandeel daalde vervolgens tot 1,1% in 2014. Daarna is het aandeel biologische akkerbouwbedrijven weer toegenomen, in 2021 was het aandeel terug op het niveau van 2007. In de Lössregio was het aandeel tot 2010 beperkt (circa 0,5%). In de jaren erna steeg het aandeel geleidelijk tot maximaal 1,9% in 2015. In de laatste jaren is het aandeel gedaald tot 0,8%, terwijl er in 2021 sprake is van een toename van 0,4 procentpunten tot 1,2%. In de Kleiregio is het aandeel van alle regio’s het grootst en sinds 2001 ook het meest gegroeid. Vooral in Flevoland zijn, vanwege de goede bodemvruchtbaarheid en lage onkruiddruk, veel biologische akkerbouwbedrijven actief.
Opbrengsten biologische gewassen fluctueren In vergelijking met de gangbare collega’s hanteren biologische akkerbouwers een minder intensief bouwplan (dat wil zeggen: meer gewassen en een ruimere gewasrotatie) en lagere bemestingsniveaus. Om bij die lagere niveaus toch zo goed mogelijk in de behoeftes van de diverse gewassen te voorzien, spelen een uitgekiende vruchtwisseling en de teelt van groenbemesters zoals grasklaver en luzerne een grote rol in het management. Over het algemeen zijn de gewasopbrengsten op de biologische bedrijven lager en in grotere mate onderhevig aan schommelingen in vergelijking met de opbrengsten in de gangbare akkerbouw.
|