| Vergelijking in opzet - Melkveehouderij |
Biologische bedrijven hebben afwijkende bedrijfsopzet, hogere melkprijs; inkomen op langere termijn vergelijkbaar
|
7-10-2025
|
In 2024 wordt ongeveer 3% van de koeien in Nederland biologisch gehouden. Dit aandeel is tussen 2016 en 2024 verdubbeld. Biologische bedrijven gebruiken geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest en daarmee onderscheiden zij zich van hun gangbare collegaās. Daarnaast zijn biologische bedrijven verplicht weidegang toe te passen en kunnen ze geen gebruikmaken van derogatie voor het gebruik van dierlijke mest. Biologische melkveebedrijven zijn extensiever in aantal koeien per hectare en hebben een lagere melkproductie per koe. Hun omvang, gemeten in totale melkproductie, is ruim een derde lager in vergelijking met de gangbare collegaās. De biologische melkveebedrijven hebben over de periode 2015-2018 een inkomen per onbetaalde aje dat bijna 30% hoger ligt dan op de gangbare melkveebedrijven; in de periode 2020-2023 ligt het inkomen van de biologische bedrijven zoān 25% lager door de relatief hoge gangbare melkprijs. Door de extensievere bedrijfsvoering en de kleinere bedrijfsomvang wat betreft melkproductie hebben biologische bedrijven een significant, bijna een derde, hogere kostprijs. De verschillen in resultaten tussen biologisch en gangbaar in dit artikel zijn gebaseerd op bedrijven die al biologisch zijn. Het gaat dus niet om de kosten van de omschakeling zelf. Omschakeling naar biologisch heeft ook economische gevolgen voor het bedrijf maar deze zijn voor deze bedrijven niet beschouwd omdat de omschakeling in het verleden heeft plaatsgevonden. In 2024 worden er in Nederland circa 46.750 melkkoeien biologisch gehouden, zo blijkt uit de Landbouwtellingscijfers van het CBS. Dit is 3% van het totaal aantal koeien. Van de 13.896 bedrijven met melkkoeien in 2024 zijn er 538 biologisch (4,1%). In 2010 waren deze percentages met respectievelijk 1,6 en 2,0 een stuk lager.
|
Bedrijfsopzet: biologische bedrijven hebben een kleinere veestapel en zijn extensiever dan gangbare melkveebedrijven Per hectare voedergewas produceren de biologische melkveebedrijven ruim de helft minder melk dan de gangbare melkveebedrijven (tabel 1 en 2). Dit hangt samen met het feit dat de biologische melkveebedrijven minder koeien per hectare houden en minder melk per koe produceren. De intensiteit in melkproductie per hectare is op de gangbare bedrijven toegenomen; de biologische bedrijven werden juist iets extensiever. Ten opzichte van het gemiddelde gangbare melkveebedrijf heeft het biologische bedrijf een groter areaal in gebruik (ongeveer 25 ha meer) waarop minder melkkoeien gehouden worden. Door een lager bemestingsniveau en een lagere krachtvoergift wordt een ruim 20% lagere melkproductie per koe gerealiseerd.
Andere verschillen zijn dat biologische bedrijven meer weidegang toepassen en een lager vervangingspercentage hebben (alhoewel dit verschil in de laatste periode klein is). Ook is het aandeel melkrobots hoger op biologische bedrijven en gebruiken ze nauwelijks antibiotica (dit is wel toegestaan in de biologische melkveehouderij). Alleen de verschillen bij weidegang en antibiotica gebruik zijn significant verschillend.
Tabel 1 Structuur melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2015-2018 |
| Aantal steekproef bedrijven (per jaar) | 274 | 32 | 306 | | | | Aantal bedrijven populatie (per jaar) | 15.809 | 361 | 16.170 | | | | Aantal koeien | 101 | 84 | 101 | | | | Aantal ha | 54 | 75 | 55 | ** | | | Aantal gve per ha | 2,6 | 1,6 | 2,5 | *** | | | Aandeel grasland | 83 | 94 | 83 | *** | | | Melkproductie per bedrijf (x 1.000 kg) | 874 | 555 | 867 | *** | | | Melkproductie per ha voedergewassen (x 1.000 kg) | 16,1 | 7,4 | 15,8 | *** | | | Aandeel bedrijven met melkrobot | 24 | 32 | 24 | | | | Aandeel bedrijven met bedrijfshoofd jonger dan 50 of met opvolger | 65 | 56 | 65 | | | | Melkproductie per koe (kg) | 8.628 | 6.631 | 8.591 | *** | | | Jongveebezetting (per 10 melkkoeien) | 6,6 | 6,7 | 6,6 | | | | Weidegang (uur per koe per jaar) | 1.412 | 2.999 | 1.447 | *** | | | Aandeel biologisch | 0 | 100 | 2,2 | *** | | | Vervangingspercentage melkkoeien | 29 | 23 | 29 | | | | Antibiotica gebruik (dierdagdoseringen per dierjaar) | 1,3 | 0,18 | 1,28 | *** | |
Tabel 2 Structuur melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2020-2023 |
| Aantal steekproef bedrijven (per jaar) | 248 | 31 | 279 | | | | Aantal bedrijven populatie (per jaar) | 12.213 | 420 | 12.633 | | | | Aantal koeien | 112 | 91 | 112 | | | | Aantal ha | 61 | 88 | 62 | *** | | | aantal gve per ha | 2,4 | 1,4 | 2,4 | *** | | | Aandeel grasland | 84 | 92 | 84 | *** | | | Melkproductie per bedrijf (x 1.000 kg) | 1.012 | 639 | 1.000 | *** | | | Melkproductie per ha voedergewassen (x 1.000 kg) | 16,7 | 7,2 | 16,2 | *** | | | Aandeel bedrijven met melkrobot | 34 | 38 | 34 | | | | Aandeel bedrijven met bedrijfshoofd jonger dan 50 of met opvolger | 62 | 61 | 62 | | | | Melkproductie per koe (kg) | 9.019 | 7.020 | 8.965 | *** | | | Jongveebezetting (per 10 melkkoeien) | 5,7 | 6,2 | 5,8 | | | | Weidegang (uur per koe per jaar) | 1.304 | 3.037 | 1.362 | *** | | | Aandeel biologisch | 0 | 100 | 3,3 | *** | | | Vervangingspercentage melkkoeien | 23 | 22 | 23 | | | | Antibiotica gebruik (dierdagdoseringen per dierjaar) | 0,7 | 0,1 | 0,68 | *** | |
Economie: nauwelijks verschil in inkomen uit bedrijf tussen gangbare en biologische melkveebedrijven De biologische melkveehouders ontvangen een hogere melkprijs voor hun geleverde melk (tabel 3 en 4). De biologische melkprijs kent zijn eigen marktwerking en is feitelijk vanaf 2013 ontkoppeld van de gangbare melkprijs en over een langere periode stabieler. Het verschil in melkprijs is in de periode 2020-2023 teruggelopen naar 10 euro per 100 kg terwijl dit over de periode 2015-2018 nog 14 euro was. Door dit kleinere verschil is het inkomen uit bedrijf op de biologische bedrijven tussen deze twee perioden met 3.000 euro toegenomen terwijl dit op de gangbare bedrijven met 28.500 euro per onbetaalde aje is toegenomen. Deze sterke stijging op de gangbare melkveebedrijven wordt voor een groot deel veroorzaakt door het goede melkprijsjaar 2022. Daar staat tegenover dat 2016 een slecht prijsjaar was voor de gangbare melkveehouderij. Zonder 2022 zou het inkomen op de gangbare melkveebedrijven over de periode 2020-2023 met āslechtsā 6.000 euro zijn gestegen (op de biologische bedrijven is deze stijging 3.000 euro).
De conclusie is dat als je over de hele periode 2015-2023 het gerealiseerde inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje vergelijkt, er een verschil overblijft tussen de gangbare en biologische melkveehouderij van 3.000 euro in het voordeel van de gangbare melkveebedrijven (zie ook figuur over inkomensontwikkeling).
De biologische melkveebedrijven hebben een hogere schuldenlast per kg melk. Door een geringere melkproductie per bedrijf resulteert dit bij de biologische bedrijven toch nog in een 10% lagere schuldenlast op bedrijfsniveau dan op de gangbare melkveebedrijven. Ondanks deze lagere schuldenlast is de solvabiliteit gelijk in de periode 2020-2023. Dit wordt deels veroorzaakt doordat de stijging van de grondwaarde op de balans tussen 2015 en 2023 op de biologische bedrijven achterblijft bij die van de gangbare bedrijven. De oorzaak is dat het aandeel grond in eigendom afneemt op de biologische bedrijven (van 51% naar 42%; op de gangbare bedrijven is dit stabiel op 63%). (Solvabiliteit is het eigen vermogen gedeeld door het totale vermogen. Het totaal vermogen is hiervoor gecorrigeerd voor belastinglatentie).
Door de extensievere bedrijfsvoering en de ruim ƩƩn derde lagere melkproductie per bedrijf hebben de biologische bedrijven een hogere kostprijs in vergelijking met de gangbare bedrijven. Het verschil tussen de kostprijs en de melkprijs is zowel bij de gangbare als biologische melk 6 tot 8 euro per 100 kg maar door de eerdergenoemde prijsstijging van de gangbare melk in 2022 is het verschil met de kostprijs in de laatste vierjarige periode teruggelopen naar 3 euro voor de gangbare melk. (In 2022 was de melkprijs van 63,7 euro een stuk hoger dan de kostprijs van 51,5 euro per 100 kg melk). Ondanks het grote verschil in inkomen is het verschil niet significant. Dit is wel het geval bij de melkprijs , kostprijs en kritieke melkprijs en in mindere mate bij de langlopende schulden per kg melk.
Tabel 3 Economie melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2015-2018 |
| Melkprijs (euro per 100 kg melk) | 36 | 50 | 36 | *** | | | Kostprijs melk (euro per 100 kg melk) | 42 | 57 | 43 | *** | | | Kritieke melkprijs (euro per 100 kg melk) | 42 | 56 | 42 | *** | | | Diergezondheidskosten per koe | 98 | 60 | 97 | *** | | | Opbrengsten per koe | 3.911 | 4.129 | 3.915 | *** | | | Betaalde kosten per koe (incl afschrijving) | 3.381 | 3.345 | 3.380 | *** | | | Saldo per koe | 1.984 | 2.408 | 1.992 | *** | | | Inkomen uit bedrijf | 54.619 | 65.073 | 54.853 | | | | Idem per onbetaalde aje | 34.930 | 45.135 | 35.141 | | | | Solvabiliteit | 69 | 73 | 69 | | | | Langlopende schulden per 100 kg melk | 118 | 151 | 119 | * | |
Tabel 4 Economie melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2020-2023 |
| Melkprijs (euro per 100 kg melk) | 45 | 55 | 45 | *** | | | Kostprijs melk (euro per 100 kg melk) | 48 | 63 | 48 | *** | | | Kritieke melkprijs (euro per 100 kg melk) | 46 | 60 | 46 | *** | | | Diergezondheidskosten per koe | 122 | 81 | 121 | *** | | | Opbrengsten per koe | 4.902 | 5.029 | 4.906 | *** | | | Betaalde kosten per koe (incl afschrijving) | 3.971 | 4.175 | 3.977 | *** | | | Saldo per koe | 2.619 | 2.783 | 2.624 | * | | | Inkomen uit bedrijf | 106.504 | 78.531 | 105.574 | | | | Idem per onbetaalde aje | 63.492 | 48.289 | 63.001 | | | | Solvabiliteit | 75 | 75 | 75 | | | | Langlopende schulden per 100 kg melk | 111 | 158 | 112 | ** | |
|