Toelichting De basis voor de oppervlakte cultuurgrond is de Landbouwtelling. De oppervlakte agrarisch terrein volgens de CBS-statistiek bodemgebruik is veel groter dan het areaal cultuurgrond volgens de Landbouwtelling. Dit is het gevolg van onder meer verschillen in definities en afbakening. Zo is de definitie van agrarisch terrein ruimer en worden daar ook bijvoorbeeld erven en tuinen toe gerekend, cultuurgrond daarentegen is de oppervlakte waarop de gewassen staan. De afbakening van de Landbouwtelling is eveneens beperkter, aangezien niet alle gebruikers van landbouwgrond zijn opgenomen in de Landbouwtelling.
Het areaal cultuurgrond in gebruik bij de geregistreerde land- en tuinbouwbedrijven is in 2016 eenmalig sterk afgenomen door de wijzigingen in de registratie van de land- en tuinbouwbedrijven. Ten opzichte van 2015 daalde het areaal met circa 30.000 ha tot 1,816 mln. ha, een krimp van 1,6%.
Tabel 1 Agrarisch grondgebruik (1.000 ha), 2000-2021 a |
Grasland en voedergewassen | 1.249,5 | 1.232,9 | 1.181,6 | 1.184,4 | 1.180,8 | -0,30 | Waarvan grasland | 1.036,7 | 995,3 | 983,4 | 977,5 | 983,6 | 0,6 | snijmais | 205,3 | 230,8 | 187,4 | 195,8 | 186,1 | -4,9 | Akkerbouw | 634,4 | 542,1 | 531,9 | 526,8 | 525,8 | -0,20 | Waarvan granen | 225,7 | 218,8 | 179,8 | 173,6 | 173,4 | -0,10 | aardappelen | 180,2 | 158,3 | 167,5 | 165,6 | 160,3 | -3,2 | suikerbieten | 110,9 | 70,6 | 79,2 | 81,5 | 80,7 | -0,9 | overig | 117,6 | 94,5 | 105,5 | 106,2 | 111,4 | 4,8 | Tuinbouw open grond | 81,1 | 87,1 | 93,2 | 93,1 | 94,8 | 1,8 | Waarvan groenten | 22,4 | 24,5 | 25,6 | 26 | 27 | 3,8 | fruit | 20,6 | 19,5 | 20,4 | 19,9 | 19,8 | -0,9 | bloembollen | 22,5 | 23,3 | 27,2 | 27 | 27,3 | 1 | boomkwekerij | 12,6 | 16,9 | 16,7 | 16,7 | 17 | 1,9 | Tuinbouw onder glas | 10,5 | 10,3 | 10 | 10,1 | 10,6 | 4,7 | Waarvan groenten | 4,2 | 5 | 5,3 | 5,6 | 5,8 | 4,1 | sierteelt | 5,9 | 4,8 | 3,8 | 3,9 | 4,1 | 3,6 | Cultuurgrond, totaal | 1.975,5 | 1.872,3 | 1.816,3 | 1.814,5 | 1.811,9 | -0,10 |
Beperkte daling areaal grasland mede door derogatie
De totale oppervlakte grasland is na een afname in 2020 in 2021 weer toegenomen tot bijna 984.000 ha (tabel 1). Binnen het areaal grasland wordt onderscheid gemaakt in blijvend, natuurlijk en tijdelijk grasland. Blijvend grasland is grasland dat minimaal vijf jaar achtereen op hetzelfde perceel wordt geteeld, met een opbrengst van meer dan vijf ton droge stof per ha per jaar. Voor natuurlijk grasland geldt onder meer een opbrengst van minder dan vijf ton droge stof per ha per jaar. Tijdelijk grasland is grasland dat maximaal vier jaar achtereen op hetzelfde perceel wordt geteeld. In 2021 is het areaal blijvend grasland met 1% gedaald tot 689.000 ha, het areaal natuurlijk grasland steeg met 5% tot 82.000 ha en het areaal tijdelijk grasland nam met 4% toe tot 213.000 ha.
Meer mais bij vervallen derogatie
Sinds de invoering van de derogatie in 2006 - de mogelijkheid om meer stikstof per ha uit dierlijke mest te gebruiken - is het areaal grasland nauwelijks afgenomen: tussen 2005 en 2021 met 16.000 ha, ofwel 1,6%. Een derogatiebedrijf moet minimaal 80% van het areaal landbouwgrond gebruiken als grasland (voor 2014 was dat 70%). Deze eis in combinatie met de grote deelname aan de derogatie heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de beperkte daling van het areaal grasland. In 2021 hebben zich 16.900 bedrijven aangemeld voor de derogatie, met een gezamenlijk landbouwareaal van 753.000 ha, waarvan 663.000 ha grasland (88%; LNV, 2022). Dat is 67% van het totaal areaal grasland. De derogatie heeft als gevolg gehad dat het areaal snijmais is afgenomen.
Met de afbouw van derogatie in de jaren 2023-2025 is de kans groot dat het areaal mais weer gaat toenemen, afgaand op een enquĆŖte onder veehouders (Hogenkamp, 2022). Verder hebben de afgelopen droge jaren bewezen dat mais in combinatie met beregening een veel hogere drogestofopbrengst geeft dan gras (Hogenkamp, 2022). Toekomstige regelgeving voor bijvoorbeeld rustgewassen (zie hierna) zou een rem op de groei van het areaal mais kunnen zetten.
Ruim voldoende blijvend grasland voor vergroeningseis
Sinds 2015 zijn landbouwers verplicht vergroeningsmaatregelen uit te voeren om in aanmerking te komen voor de directe betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Een van de maatregelen is het in stand houden van blijvend grasland, ofwel grasland dat minimaal vijf jaar niet in de vruchtwisseling is opgenomen. Natuurlijk grasland (zie hiervoor) dat aan de vijfjareneis voldoet, valt ook onder de definitie van blijvend grasland van de vergroening. Als het aandeel blijvend grasland op het totaal landbouwareaal 5% of meer afneemt ten opzichte van de referentieratio moet Nederland een omzetverbod en herstelplicht invoeren. De referentieratio is het aandeel blijvend grasland op het totaal landbouwareaal in het referentiejaar (2012). De referentieratio bedraagt 40,97%. Tussen 2015 en 2017 is het aandeel blijvend grasland met 1 Ć 2% gedaald ten opzichte van de referentie; daarna is het aandeel gestegen tot 41,91% in 2020 en 41,83% in 2021 (RVO, 2022). In alle jaren is dus ruimschoots voldaan aan de vergroeningseis voor het behoud van blijvend grasland. Deze eis geldt op nationaal niveau. In het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn is een vergelijkbare maatregel opgenomen, maar dan op bedrijfsniveau: āVoor LNV richt het einddoel zich op een grondgebonden melk- en rundvleesveehouderij (weide- en zoogkoeien) met een passend areaal (permanent) graslandā.
Areaal akkerbouw in 2021 gelijk gebleven Het areaal akkerbouw is in 2021 uitgekomen op 526.000 ha, vrijwel gelijk aan dat in 2020 (tabel 1). De belangrijkste veranderingen in 2021 zijn een toename van het areaal akkerbouwgroenten en een afname van het areaal aardappelen. Het areaal aardappelen kromp met 5.300 ha (3,2%) tot 160.000 ha, wat neerkomt op 30% van het akkerbouwareaal. Het graanareaal is in 2021 niet veranderd; met een oppervlakte van 173.000 ha zijn de granen goed voor 33% van bouwplan.
Het areaal suikerbieten is in 2021 iets afgenomen tot 81.000 ha (15% van het totale akkerbouwareaal). Cosun heeft het toewijzingspercentage voor 2023 vastgesteld op 108% (tegen 105% in 2021). De hogere toewijzing is het gevolg van gunstige ontwikkelingen in de suikermarkt en het op peil houden van de voorraden (Cosun, 2022). Het areaal akkerbouwgroenten is in 2021 met 5.100 ha toegenomen. Over een langere periode is het areaal gestaag gegroeid: van 46.000 ha in 2000 tot 69.000 ha in 2021, wat neerkomt op een jaarlijkse groei van bijna 2%. De akkerbouwgroenten waren in 2020 goed voor 13% van het akkerbouwareaal (tegen 7% in 2000).
Areaal tuinbouw open grond toegenomen Het areaal opengrondstuinbouw is in 2021 met 1.700 ha toegenomen (1,8%; tabel 1) tot bijna 95.000 ha. Over een langere periode is het areaal opengrondstuinbouw geleidelijk gegroeid: in de periode 2000-2021 met 0,7% per jaar. Het totaal areaal opengrondstuinbouw beslaat nu 5,3% van het grondgebruik, tegen 4,1% in 2000.
Opnieuw toename tuinbouw onder glas in 2021 Het glastuinbouwareaal is is tussen 2011 en 2015 sterk gekrompen (ruim 1.000 ha) als gevolg van economisch slechte jaren voor deze sector. Na een stabilisatie van het glasareaal in 2017-2018 rond de 9.000 ha, is het areaal glas tussen 2019 en 2021 met 1.600 ha toegenomen tot 10.600 ha (tabel 2.2), een groei van 17%. Voor een deel kan de groei van het areaal worden toegeschreven aan een sterke verbetering van de inkomens in de glastuinbouw na 2013. Zo lag het aantal verleende vergunningen voor nieuwbouw van kassen in de jaren 2016-2020 een factor 1,4 boven het gemiddelde in de periode 2012-2015. Het vergunde nieuwbouwareaal steeg van ongeveer 50 ha per jaar in 2012-2015 tot 150 ha in de jaren 2016-2020 (CBS, 2022). Dit is echter maar een deel van de verklaring voor de sterke toename van het glasareaal in de periode 2019-2021, omdat er ook kassen worden vervangen en afgebroken. Een andere verklaring is de betere registratie van glastuinbouwbedrijven in de Landbouwtelling. De gevolgen van de energiecrisis zijn in deze cijfers nog niet zichtbaar, omdat de meest recente peildatum van het areaal glas ligt op 15 mei 2021.
Fors groter areaal granen en consumptieaardappelen in 2022
Volgens de voorlopige cijfers van de Landbouwtelling neemt het akkerbouwareaal in 2022 met zoān 10.000 ha toe tot 536.000 ha (bijna 2%), voornamelijk door de uitbreiding van het graanareaal (in hoofdzaak zomergerst en zomertarwe) met 15.000 ha tot 189.000 ha onder invloed van de sterk gestegen graanprijzen. De sterk gestegen tarweprijs is onder meer het gevolg van de grote vraag naar tarwe, onder andere uit China, tegenvallende groeiomstandigheden in diverse teeltregioās, beperkte voorraden, en de oorlog in OekraĆÆne. De oorlog leidt ertoe dat tarwe-export uit Rusland en OekraĆÆne ā samen goed voor 30% van de mondiale tarwe-export ā grotendeels is stilgevallen. De crisis zal naar verwachting ook van invloed zijn op de omvang van de oogst in OekraĆÆne en de Russische export. De sterk gestegen energie- en brandstofprijzen spelen eveneens een rol in de oplopende tarweprijs.
Ook het areaal consumptieaardappelen neemt volgens de voorlopige cijfers in 2022 flink toe, met 5.300 ha tot 77.000 ha, waarmee de terugval in 2021 door de coronacrisis weer is goedgemaakt. Na een dieptepunt van de prijs van consumptieaardappelen halverwege 2020 door de coronacrisis, is de prijs gestaag gestegen. De weer toegenomen wereldwijde vraag door het heropenen van horeca en fastfood leidde tot een grote vraag naar aardappelproducten. De industrie verhoogde tussentijds de contractprijzen voor het komende seizoen (2022-2023), ook omdat telers geconfronteerd worden met hogere kosten voor gewasbescherming, diesel en bewaring (energie). Daarnaast maken de gestegen graanprijzen de teelt van graan tot een aantrekkelijker alternatief.
Eiwitrijke gewassen
Nationale Eiwitstrategie
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft eind 2020 de Nationale Eiwitstrategie uitgebracht. De Nationale Eiwitstrategie heeft als doel om: &39;de komende 5 tot 10 jaar de zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten te vergroten, op een duurzame manier die bijdraagt aan de gezondheid van mens, dier en natuurlijke omgeving&39;. De teelt van eiwitrijke vlinderbloemige gewassen in Nederland zou in 2030 een omvang van 100.000 ha moeten hebben (LNV, 2020).
Eiwitrijke gewassen volgens de Europese Commissie
Nederland heeft met het uitbrengen van de eiwitstrategie gehoor gegeven aan de oproep van de Europese Commissie (EC) om een nationale strategie op te stellen om Europa meer zelfvoorzienend te maken in haar behoefte aan plantaardig eiwit. In 2018 heeft de commissie een verslag uitgebracht over de ontwikkeling van de productie van plantaardige eiwitten in de Europese Unie: &39;Het verslag is gericht op eiwitrijke gewassen met een ruweiwitgehalte van meer dan 15% (oliehoudende zaden: koolzaad, zonnebloempitten en sojabonen; peulvruchten: bonen, erwten, linzen, lupinen enz.; en voederleguminosen: voornamelijk luzerne en klaver), die ongeveer een kwart van het totale aanbod van plantaardig ruweiwit in de EU beslaan. Hoewel granen en grasland een wezenlijk deel uitmaken van het totale EU-aanbod van plantaardige eiwitten, zijn ze niet opgenomen in dit verslag, vanwege een laag eiwitgehalte respectievelijk weinig relevantie voor de markt.&39; (EC, 2018).
Nederlands areaal eiwitrijke gewassen in 2021 ruim 25.000 ha
Het areaal eiwitrijke gewassen (volgens bovenstaande indeling) laat vanaf de eeuwwisseling een wisselend beeld zien. Tot 2007 een toename tot bijna 25.000 ha; vervolgens een afname tot 2013 tot onder de 20.000 ha, om vervolgens weer te stijgen tot boven de 25.000 ha in 2021. De toename vanaf 2014 is enerzijds te danken aan de voederleguminosen (bijna 90% luzerne) die ingezet kunnen worden voor de in 2014 ingevoerde GLB-vergroeningsmaatregelen, en in dit geval het ecologisch aandachtsgebied (EA). De laatste jaren is de groei afkomstig van peulvruchten. In 2021 bestaat 54% van het areaal eiwitrijke gewassen uit peulvruchten, 33% uit voederleguminosen en 13% uit oliehoudende gewassen (zie figuur).
|