Broeikasgasemissie - Land- en tuinbouw |
Kleine daling broeikasgasemissies uit de land- en tuinbouw
|
25-11-2022
|
De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw was in 2020 26,2 Mton CO2-equivalenten; 0,5 Mton CO2-equivalenten lager dan in 2018. De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw is ten opzichte van 1990 met 19% gedaald.
|
In de Klimaatwet van 2019 is vastgelegd dat de uitstoot van broeikasgassen (omgerekend naar CO2-equivalenten) in 2030 49% lager moet zijn dan in 1990, voor 2050 is dit percentage 95; daarnaast moet de Nederlandse staat eind 2020 ten minste 25% minder broeikasgassen uitstoten ten opzichte van 1990 (Urgenda-arrest). Het kabinet-Rutte IV heeft in 2022 de doelstelling voor de vermindering van de broeikasgassen verhoogd. De reductiedoelstelling van het kabinet Rutte IV is 55% in 2030 en klimaatneutraal in 2050 (Klimaat en energie | Regering | Rijksoverheid.nl).
De Klimaatwet is een uitwerking van het ook door Nederland geratificeerde VN-Klimaatakkoord van Parijs, dat als doel heeft de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius, met een zicht op 1,5 graden Celsius, ten opzichte van het pre-industriƫle tijdperk. Het akkoord van Parijs is vertaald naar een nationaal Klimaatakkoord, wat nader is uitgewerkt in het Klimaatplan (EZK, 2020). Het Klimaatplan (gedetailleerde uitwerking klimaatwet) gaat uit van vier hoofdlijnen voor het bereiken van de emissiereductiedoelstellingen in de land- en tuinbouw (EZK, 2020). Het gaat om emissiereductie in de veehouderij, emissiereductie en CO2-opslag door slim landgebruik en verduurzaming van de glastuinbouw.
In het Nederlandse Klimaatakkoord is een additionele taakstelling voor 2030 vastgelegd voor de landbouw- en landgebruiksectoren. Het gaat om een additionele afname van 3,5 Mton broeikasgasemissies boven op bestaand beleid. Deze ābijdrage vanuit land- en tuinbouw en natuursectoren is nodig om te kunnen voldoen aan de kabinetsdoelstelling voor Nederland van 49% reductie en vormt de āvolgende stapā op weg naar 2050ā (Klimaatakkoord, p.119). Dit betekent dat voor 2030 de uitstoot door landbouw en landgebruik in 2030 nog maximaal 27,6 Mton CO2-eq. mag bedragen (PBL, 2018). Deze opgave is opgeknipt in een afname van de broeikasgasemissies uit de landbouw (methaan) en glastuinbouw, ieder met respectievelijk ten minste 1 Mton in 2030, en een afname van emissies en verbetering van de klimaatprestatie in landgebruik van 1,5 Mton. In het Coalitieakkoord is de klimaatopgave verhoogd. Daarbij is een indicatieve restemissieopgave opgenomen van 18,9 Mton voor de landbouw en 1,8-2,7 Mton CO2 eq. voor landgebruik in 2030 in het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat en Energie (juni 2022). Deze opgave moet worden behaald met door middel van de gecombineerde aanpak (integrale gebiedsgerichte aanpak in de provincies), verdere uitvoering van het Klimaatakkoord en de structurele aanpak stikstof.
Herkomst van broeikasgassen De emissie van koolstofdioxide (CO2) is vooral afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen. De glastuinbouw heeft hier een belangrijk aandeel in. De emissie van de overige broeikasgassen is vooral afkomstig uit de veehouderij. Methaanemissie vindt hoofdzakelijk plaats bij de pens- en darmfermentatie van graasdieren en bij de opslag van dierlijke mest. Emissie van lachgas vindt plaats bij de opslag van mest, maar ook bij beweiding en de toediening van mest en kunstmest. Het gaat om directe emissies vanuit de bodem naar de lucht en indirecte emissies die ontstaan bij de depositie van ammoniak en bij de uit- en afspoeling van stikstof naar grond- en oppervlaktewater.
Wat betreft methaan is door het IPCC geconcludeerd dat methaan in landbouwkringlopen van bemesting van organische mest een andere bijdrage heeft aan de opwarming van de aarde dan methaan uit fossiele brandstoffen (IPCC, 2021). Methaan en andere broeikasgassen uit de landbouw behoren wanneer ze als meststof worden toegepast tot de zogenaamde kort-cyclische koolstofkringloop (waar sprake is van voortdurende omzetting van koolstof), in tegenstelling tot het vrijkomen van broeikasgassen bij het verbranden van fossiele brandstoffen die alle tot de lang-cyclische koolstofkringloop behoren (waar sprake is van toevoeging van koolstof). Uitstoot door de landbouw zit dan in het gebruik van fossiele energie (voor productie van kunstmest bijvoorbeeld of transport) en in verandering van de veestapel en het grondgebruik.
Reductie van broeikasgassen Voor het jaar 2020 geldt volgens het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren uit 2008 de doelstelling om de CO2-emissie met 3,5 Mton te reduceren (45%) ten opzichte van 1990 en de emissie van methaan en lachgas met 4-6 Mton CO2-equivalenten (15-23%). Bij methaan en lachgas is dat doel met een reductie van 5,7 Mton CO2-equivalenten in 2020 bereikt. Voor CO2 is het doel, met een reductie tussen 1990 en 2020 van 0,5 Mton CO2-equivalenten, nog ver weg.
De totale CO2-emissie van de landbouw was in 2020 6% lager dan in 1990. Ten opzichte van de piek in 2010 bedraagt de reductie in 2020 23%. Het totaal energiegebruik van de glastuinbouw liet in de periode 2010 tot en met 2014 een dalende trend zien, in de periode 2015 t/m 2018 bleef het min of meer stabiel en in de periode 2019 tot en met 2020 nam het toe (Smit en Velden, 2021). In 2020 is een reductie van de emissie van lachgas van 4,0 Mton CO2-equivalenten bereikt ten opzichte van 1990. Dit is vooral het gevolg van een afname van het gebruik van dierlijke mest en kunstmest. De methaanemissie daalde ten opzichte van 1990 met 1,7 Mton CO2-equivalenten, wat vooral is toe te schrijven aan een afname van het aantal runderen tussen 1990 en 2020.
Aandeel landbouw Het aandeel van de land- en tuinbouw in de totale broeikasgasemissies in Nederland is tussen 1990 en 2005 gedaald van 15 naar 12%, om vervolgens weer te stijgen naar 15% in 2018/19. Als gevolg van corona zijn de nationale broeikasgasemissies tussen 2019 en 2020 gedaald van 180,3 naar 164,3 Mton CO2-equivalenten. Die flinke daling heeft in de landbouw niet plaatsgevonden, daarom is het aandeel van de landbouw in de nationale broeikasgasemissies in 2020 gestegen naar 16%.
Het aandeel in de land- en tuinbouwemissies van broeikasgasemissies dat afkomstig is van methaan is gestegen van 45% in de 90-er jaren naar 50% in het afgelopen decennium. Het aandeel lachgas is gedaald van rond de 30% in de jaren negentig naar 21 Ć 22% in de laatste jaren. Het aandeel broeikasgasemissies afkomstig van CO2 is gestegen van 25% in 1990 naar bijna 30% in de laatste jaren. Het jaar 2010 vertoont hierin een piek met een aandeel van 34%. De oorzaak daarvan was de toename van het aantal warmtekrachtinstallaties in de glastuinbouw tussen 2006 en 2010.
Glastuinbouw De Nederlandse glastuinbouw en de Nederlandse overheid hebben in 2014 de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014-2020 gemaakt. Deze afspraak geldt in combinatie met het Convenant CO2-emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw. In beide convenanten staat de CO2-emissie centraal. Als onderdeel van de Nederlandse taakstelling voor het Europese doel om in 2020 20% minder CO2 uit te stoten in vergelijking met 1990, was het CO2-emissiedoel voor de Nederlandse glastuinbouw bepaald op 6,2 Mton in 2020. Na de technische correctie voor mutaties van het areaal en de verkoop van elektriciteit, is in 2017 het doel aangepast naar 4,6 Mton. In de periode na deze correctie is duidelijk geworden dat een nieuwe technische correctie relevant is (Van der Velden en Smit, 2020)(LNV, 2021). Hierover is echter door de convenantspartijen nog geen besluit genomen. Hierdoor is geen antwoord te geven op de vraag of de glastuinbouw het doel voor 2020 gerealiseerd heeft (Smit en van der Velden, 2021).
In 2020 steeg de totale CO2-emissie van de glastuinbouw naar 6,1 Mton. Er was net als in 2019 een stijging van 0,2 Mton. Hiermee lag de emissie boven het actuele doel na technische correctie uit 2017 (4,6 Mton), maar onder het oorspronkelijke doel uit 2014 (6,2 Mton). De totale CO2-emissie was 11% lager in vergelijking met 1990 (Smit en van der Velden, 2021).
|