Duurzaamste bedrijven - Melkveehouderij |
Betere economische prestaties bij duurzame bedrijfsvoering?
|
8/19/2020
|
Als melkveebedrijven worden gerangschikt op basis van een integrale duurzaamheidsscore, blijkt dat de 25% beste bedrijven met de hoogste score ook betere economische prestaties realiseren dan de overige 75%. De kritieke melkprijs van de 25% beste bedrijven is bijvoorbeeld significant lager. Hierover berichtten we al eerder op basis van analyse van data van gespecialiseerde melkveebedrijven in het Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research. Ook uit een update (over de periode 2016-2018) komt hetzelfde beeld naar voren. In dit artikel proberen we er iets beter een vinger achter te krijgen wat hierachter schuilgaat. Dit artikel is niet de uitkomst van een uitgebreide studie maar van een quick scan die inzicht geeft wat er met de data uit het Bedrijveninformatienet zoal mogelijk is. Er zijn nog veel openstaande vragen niet beantwoord.
|
Duurzaamheidsscore op basis van ecologische duurzaamheid en diergezondheid Voor deze analyse zijn gespecialiseerde melkveebedrijven gerangschikt op hun integrale duurzaamheidsscore op basis van een selectie van duurzaamheidskengetallen, beschikbaar in het Bedrijveninformatienet. Ook is op voorhand de groep qua structuur enigszins minder divers gemaakt. Zo zijn bedrijven die minder dan 300.000 of meer dan 3 miljoen kg melk produceren evenals extensieve bedrijven met minder dan 10.000 kg melk per ha en intensieve met meer dan 25.000 kg melk per ha in deze analyse niet meegenomen. Uiteindelijk is twee derde van de steekproefbedrijven meegenomen in de analyse.
De resterende melkveebedrijven zijn ingedeeld op basis van hun prestaties op een aantal indicatoren voor de themaās diergezondheid en dierenwelzijn, klimaat en energie, milieu en biodiversiteit en weidegang. De integrale duurzaamheidsscore is berekend door voor alle kengetallen een score van 0ā100 toe te kennen en deze scores per kengetal vervolgens op te tellen tot een totaalscore via een wegingssystematiek. De gemiddelde score van de gehele groep over alle duurzaamheidskengetallen zou bij een normale verdeling 50 zijn. De wegingsfactoren zijn zodanig gekozen dat alle vier de themaās evenredig (dus 25%) bijdragen.
Er is gekozen voor een set kengetallen die in de praktijk vaak gebruikt wordt om de duurzaamheid van melkveebedrijven te beoordelen. Zie tabellen 2 en 4 voor de gehanteerde kengetallen. De nadruk ligt hierbij op ecologische duurzaamheid (planet-indicatoren) en diergezondheid. Economische resultaten zijn bewust niet in de integrale duurzaamheidsscore opgenomen omdat het doel is om te toetsen in hoeverre āecologischeā en economische duurzaamheid samengaan. De 25% bedrijven met de hoogste integrale duurzaamheidsscore zijn in deze analyse vergeleken met de overige 75% van de bedrijven.
Betere economische prestaties bij hoge duurzaamheidsscore Uit de analyse blijkt dat de 25% bedrijven met de hoogste duurzaamheidsscore een significant hoger inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid, een lagere kritieke melkprijs en lagere voer- en gezondheidskosten hebben in vergelijking met de overige bedrijven (tabel 1). Ook zijn deze 25% beste bedrijven financieel robuuster getuige de significant hogere solvabiliteit (deel eigen vermogen als onderdeel van het totaal vermogen).
De 25% beste bedrijven hebben gemiddeld ook een lagere kostprijs en lagere langlopende schulden per kg melk (-10%) maar deze verschillen zijn niet significant. Hetzelfde geldt voor de iets lagere melkproductie per arbeidsuur.
Er zijn verschillen in de structuur van beide groepen melkveebedrijven. De 25% bedrijven met de hoogste score hebben gemiddeld 3 melkkoeien minder en 2 ha meer en zijn daardoor significant extensiever in kg melk per ha (15.587 versus 16.529). We zien geen significante verschillen in de opvolgingssituatie tussen de twee groepen. Het zou interessant zijn om in een vervolg ook te kijken of er verschillen zijn in de mate waarin de bedrijven recent zijn gegroeid.
Betere prestaties op alle duurzaamheidsthemaās De 25% bedrijven met de hoogste duurzaamheidsscore presteren op alle 4 duurzaamheidsthemaās (klimaat, diergezondheid, milieu, biodiversiteit en weidegang) gemiddeld beter dan de overige bedrijven (tabel 2). Dit is enerzijds logisch omdat de bedrijven op de totaalscore van deze indicatoren zijn geselecteerd. Anderzijds is het wel vermeldenswaardig dat deze bedrijven erin slagen om goede prestaties op meerdere themaās te combineren. Ze laten daarmee zien dat goede prestaties op het thema klimaat bijvoorbeeld samen kunnen gaan met goede prestaties op diergezondheid of weidegang. De 25% duurzaamste bedrijven scoren eveneens beter op alle onderliggende indicatoren (genoemd in tabel 2) en de verschillen zijn in ruim de helft van de gevallen ook nog significant.
Duurzaamheidsprestaties naar omvang en intensiteit De melkveebedrijven zijn in onderstaande tabellen 3 en 4 ingedeeld naar omvang (kg melk) en intensiteit (kg melk per hectare). Hierbij zijn beide in tweeĆ«n geknipt met als grens het gemiddelde. Deze grenzen zijn respectievelijk 775.000 kg melk en 16.000 kg melk per hectare voedergewassen. Daardoor ontstaat een beeld welk type bedrijf beter scoort op de onderscheiden duurzaamheidsthemaās.
In tabel 4 is te zien dat op het thema Diergezondheid en Dierenwelzijn kleine extensieve bedrijven gemiddeld de hoogste score realiseren maar dat de verschillen tussen de onderscheiden groepen niet heel groot zijn.
Op het thema Klimaat en Energie is duidelijk waarneembaar dat de intensieve bedrijven gemiddeld een betere score realiseren. De broeikasgasemissie per kg melk op de intensieve bedrijven is enerzijds kleiner door de hogere melkproductie per koe zodat minder (onderhouds)voer nodig is per eenheid melk. De rantsoensamenstelling (meer mais op intensieve bedrijven) speelt hierin waarschijnlijk ook een grote rol. Ook is het aandeel veengrond op intensieve bedrijven minder dan de helft dan die op de extensieve bedrijven. Veengrond draagt middels oxidatie bij aan een hogere emissie van lachgas.
Op het thema Milieu scoren de grote intensieve bedrijven gemiddeld genomen iets beter dan de andere groepen maar de verschillen zijn klein. De onderliggende indicatoren wijzen soms een andere richting op.
Op het thema Biodiversiteit en Weidegang is er een duidelijk verschil tussen de groepen. De grote intensieve bedrijven hebben gemiddeld duidelijk minder uren weidegang dan de andere groepen. De extensieve bedrijven scoren beter om aantal vormen natuurbeheer. Per saldo scoren de extensieve bedrijven dus het best op dit thema en specifiek de kleine extensieve bedrijven.
Geconcludeerd kan worden dat de totaalscore heel beperkt verschilt tussen de groepen. Kleinere en extensievere bedrijven scoren gemiddeld beter op Biodiversiteit en Weidegang. Grote en intensieve bedrijven beter op Klimaat en Energie.
Verschillen met berekeningen in voorgaande jaren Ten opzichte van de berekeningen in de twee voorgaande jaren is de NH3-emissie nu uitgesplitst in twee verschillende onderdelen: de emissie uit stal en opslag wordt uitgedrukt per gve en die bij toediening en beweiding per ha. Dit is zuiverder dan alleen het totaal per eenheid melk omdat de laatstgenoemde samenhangt met het areaal en niet met de melkproductie. Ze wegen samen net zo zwaar mee in de score als de totale emissie. Daarnaast is het kengetal weidegang niet meer het aantal dagen van minimaal 6 uur weidegang maar het totaal aantal uren weidegang. Op deze manier worden ook die uren meegenomen van koeien die minder dan 6 uur weidegang hebben. Om de diversiteit op een andere manier in beeld te krijgen zijn de bedrijven ingedeeld naar omvang en intensiteit. Bedrijven kleiner dan 300.000 kg melk en groter dan 3 miljoen kg melk evenals extensieve bedrijven met minder dan 10.000 kg melk per ha en intensieve met meer dan 25.000 kg melk per ha zijn in deze analyse niet meegenomen. Hiermee is getracht op voorhand de groep enigszins qua structuur minder divers te maken.
Tabel 1. Vergelijking van economische prestaties en bedrijfsopzet van de 25% duurzaamste melkveebedrijven met de overige 75% van de melkveebedrijven, 2016-2018 |
Economische prestaties | | | | | Inkomen | euro per onbetaalde aje | 44,921 | 25,481 | * | Arbeidsinzet | kg melk/uur | 225 | 226 | | Kostprijs | euro/100 kg | 38.7 | 41.35 | * | Kritieke melkprijs | euro/100 kg | 30.31 | 32.93 | ** | Melkprijs | euro/100 kg | 36.67 | 36.81 | | Voerkosten | euro per koe | 914 | 1,027 | ** | Diergezondheidskosten | euro per koe | 91 | 102 | * | Solvabiliteit | % | 75 | 68 | * | Langlopende schulden | euro/kg melk | 1.03 | 1.14 | | Bedrijfsopzet | | | | | Melkkoeien | aantal | 101 | 104 | | Areaal cultuurgrond | ha | 58 | 56 | | Aandeel grasland | % | 86 | 85 | | Melkproductie per bedrijf | kg | 889,291 | 901,414 | | Melkproductie per koe | kg/koe | 8,793 | 8,668 | | Melkproductie per ha | kg/ha | 15,587 | 16,529 | * | Aandeel klei | % | 37 | 38 | |
Tabel 2. Vergelijking van duurzaamheidsprestaties van de 25% duurzaamste melkveebedrijven met de overige 75% van de melkveebedrijven, 2016-2018 |
Diergezondheid en -welzijn | Score (x100) | 58 | 51 | ** | Celgetal | 1.000 cellen per milliliter | 156 | 177 | ** | Vervangingspercentage | % | 27 | 29.3 | | Antibioticagebruik | Dierdagdoseringen per dierjaar | 1.9 | 2 | | Klimaat en energie | Score (x100) | 61 | 50 | ** | Energiegebruik | MJ per 100 kg melk | 50 | 60 | | Broeikasgasemissie (cradle-farm-gate) | Kg CO2 eq per kg melk | 1.14 | 1.23 | ** | Milieu | Score (x100) | 65 | 57 | ** | Bedrijfsoverschot | kg N per ha | 125 | 168 | ** | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP bodem | 55 | 61 | | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP grondwater | 55 | 64 | | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP oppervlaktewater | 102 | 189 | | Fosfaatexcretie | kg P2O5 per 1000 kg melk | 5.1 | 5.5 | * | Ammoniakemissie stal + opslag | kg NH3 per GVE | 9.4 | 12.7 | ** | Ammoniakemissie toediening + beweiding | kg NH3 per ha | 26.9 | 34.7 | ** | Biodiversiteit en weidegang | Score (x100) | 46 | 24 | ** | Aantal vormen van natuurbeheer | frequentie (1 tot max. 4) | 1.8 | 0.8 | ** | Weidegang (uur per koe per jaar) | uren | 1,732 | 1,062 | ** |
Tabel 3. Vergelijking bedrijfsopzet van melkveebedrijven naar omvang en intensiteit, 2016-2018 |
Melkkoeien | aantal | 68 | 68 | 131 | 143 | Aandeel grasland | % | 87 | 82 | 87 | 83 | Melkproductie per bedrijf | kg | 543,560 | 597,793 | 1,107,184 | 1,312,766 | Melkproductie per koe | kg/koe | 7,964 | 8,765 | 8,464 | 9,176 | Melkproductie per ha | kg/ha | 13,621 | 18,044 | 14,123 | 18,931 |
Tabel 4. Vergelijking van duurzaamheidsprestaties van melkveebedrijven naar omvang en intensiteit, 2016-2018 |
Diergezondheid en -welzijn | Score (x 100) | 54 | 52 | 52 | 51 | Celgetal | 1.000 cellen per milliliter | 167 | 171 | 178 | 171 | Vervangingspercentage | % | 27.6 | 29.4 | 29.7 | 28.5 | Antibioticagebruik | Dierdagdoseringen per dierjaar | 1.9 | 1.9 | 1.9 | 2.1 | Klimaat en energie | Score (x 100) | 48 | 56 | 49 | 58 | Energiegebruik | MJ per 100 kg melk | 57 | 58 | 59 | 57 | Broeikasgasemissie (cradle-farm-gate) | Kg CO2 eq per kg melk | 1.27 | 1.18 | 1.25 | 1.17 | Milieu | Score (x 100) | 58 | 59 | 59 | 61 | Bedrijfsoverschot | kg N per ha | 164 | 159 | 152 | 156 | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP bodem | 49 | 68 | 56 | 65 | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP grondwater | 60 | 71 | 61 | 61 | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP oppervlaktewater | 72 | 167 | 110 | 266 | Fosfaatexcretie | kg P2O5 per 1000 kg melk | 5.8 | 5.4 | 5.7 | 5.1 | Ammoniakemissie stal + opslag | kg NH3 per GVE | 11.7 | 13 | 10.8 | 12.4 | Ammoniakemissie toediening + beweiding | kg NH3 per ha | 31 | 31.2 | 30.6 | 35.8 | Biodiversiteit en weidegang | Score (x 100) | 38 | 25 | 34 | 21 | Aantal vormen van natuurbeheer | frequentie (1 tot max. 4) | 1.4 | 0.6 | 1.3 | 1 | Weidegang (uur per koe per jaar) | uren | 1,683 | 1,458 | 1,487 | 766 | Totaal Score | Score (x 100) | 49 | 48 | 49 | 48 |
|