Winterbedekking - Melkveehouderij
|
Bodembedekking hoogst in Veenregio
|
| 4-9-2023 |
Op melkveebedrijven in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is het aandeel winterbedekking van het areaal cultuurgrond in 2022 vergelijkbaar met het jaar ervoor. Na een toename van het areaal grasland als gevolg van de hogere graslandeis (vanaf 2014) voor het gebruik van derogatie, treedt in 2017 een stabilisatie op van de winterbedekking. In 2018 was er een kleine daling die tenietgedaan werd in 2019. In 2022 is de winterbedekking met 85% vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Naast gras kunnen wintertarwe en luzerne als winterbedekking dienen.
|
Winterbedekking belangrijk tegen uitspoeling van nutriënten
Winterbedekking van de bodem is relevant voor het benutten van nutriënten die in de winterperiode beschikbaar zijn in de bodem. Hoe groter het percentage winterbedekking, hoe kleiner de kans op uitspoeling van nutriënten in de winter. Melkveebedrijven in de Veenregio hebben in 2022 het hoogste aandeel winterbedekking (92%). Het aandeel winterbedekking is het laagst in de Lössregio (76%). Sinds 2006 de derogatie van kracht is, bestaat ook de verplichting om na maisteelt op zand- of lössgrond een vanggewas te telen (zoals wintergranen, bladrammenas en gras). Overigens zijn de vanggewassen en groenbemesters niet in de figuren opgenomen omdat de jaarlijkse Landbouwtelling daarover geen cijfers geeft. Verder is het bij derogatie vereiste minimumpercentage grasland van 70% in de periode 2006-2013, vanaf 2014 verhoogd naar 80%. Beide maatregelen verklaren de stijging in het minimale (10-procentwaarde) en het gemiddelde aandeel winterbedekking in 2006 en 2014 in de Kleiregio. In de Zand- en Lössregio neemt als gevolg van de maatregelen het gemiddelde aandeel winterbedekking vanaf 2014 wel toe. Dit geldt niet voor het minimale aandeel winterbedekking. Voor een deel van melkveebedrijven is de verhoogde graslandeis reden om geen derogatie meer te gebruiken.
|