Mijn agrimatie
v

Agrimatie - informatie over de agrosector

     
Mestbeleid LMM
Kies een thema
Algemeen

Bedrijfsvoering

Nutrienten

  
  
Bouwplan - Melkveehouderij

Bouwplan op melkveebedrijven bestaat niet alleen uit gras en snijmais
27-9-2023
De melkveebedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is gericht, hebben over de jaren heen een stabiel bouwplan. Naast een groot aandeel gras worden ook snijmais en in sommige gevallen marktbare gewassen (zoals aardappelen en suikerbieten) geteeld. In 2022 bestaat gemiddeld 85% van het areaal cultuurgrond op melkveebedrijven waarop het LMM is gericht uit grasland. Er zijn verschillen tussen grondsoortregio’s. De melkveebedrijven in de Veenregio hebben in 2022 met circa 92% het hoogste aandeel gras in het areaal cultuurgrond. Dat is iets hoger dan het aandeel gras in de Kleiregio (87%) in 2022 en aanzienlijk hoger dan in de Zandregio, waar het aandeel gras in de laatste jaren is gestegen naar 80%. Melkveebedrijven in de Lössregio hebben met 67% het laagste aandeel in 2022, maar dat is nog steeds een flinke toename in procentpunten ten opzichte van het begin van de meetperiode.


Aandeel snijmais en marktbare gewassen daalt
Het gemiddelde aandeel snijmais op melkveebedrijven waarop het LMM is gericht is gemiddeld circa 12%. Het aandeel snijmais op melkveebedrijven is in de Zandregio en Lössregio het hoogst (met respectievelijk 16 en 17%), gevolgd door de Kleiregio met circa 9%. De Veenregio is vaak niet geschikt voor maisteelt. Echter, er is ook kleigrond aanwezig op melkveebedrijven in de Veenregio en dat verklaart het aandeel snijmais in het bouwplan (circa 7%). In alle regio’s behalve de Veenregio is sinds 2014 een daling van het aandeel snijmais te zien. In de Veenregio is het aandeel snijmais in 2022 iets hoger dan het gemiddelde aandeel van de vijf voorgaande jaren. De reden van de daling in de Klei-, Zand- en Lössregio is de aanscherping van de voorwaarden voor derogatie (toestaan van een hogere bemesting met graasdierenmest dan de norm van 170 kg stikstof per ha). Vanaf 2014 is minimaal 80% grasland vereist om voor derogatie in aanmerking te komen, waardoor het aandeel grasland verder is toegenomen.

Melkveebedrijven in de Lössregio hebben met circa 14% het hoogste aandeel marktbare gewassen, terwijl melkveebedrijven in de Veenregio nauwelijks (<1%) marktbare gewassen telen. In de Zand- en Kleiregio ligt het aandeel marktbare gewassen op circa 3% van het areaal cultuurgrond.




Blijvend gras (circa 70% van totaal grasland) daalt
Het mestbeleid zet in op duurzame bouwplannen. Voor melkveebedrijven en rundvleesveebedrijven (bedrijven met weide- en zoogkoeien) worden daarvoor maatregelen genomen ten aanzien van het aandeel grasland en het aandeel blijvend grasland op het bedrijf. Het areaal grasland kan worden opgesplitst in blijvend (minstens vijf jaren gras achtereenvolgend) en tijdelijk (minder dan vijf jaren gras achtereenvolgend). Daarnaast wordt natuurlijk grasland (opbrengst minder dan vijf ton droge stof per ha per jaar, hoofdfunctie landbouw of natuur) apart vermeld. Melkveebedrijven in Nederland hebben in 2022 gemiddeld 85% grasland in het bouwplan. Van dit areaal grasland is gemiddeld 71% blijvend, 24% tijdelijk en 5% natuurgrasland. Het aandeel blijvend grasland was in de periode 2006-2012 nog ruim 75% en nam daarna af naar een niveau van ongeveer 70%. Het aandeel natuurgrasland neemt heel geleidelijk toe van 1% in 2006 tot 5% in 2022. Het aandeel tijdelijk grasland daalde tot aan 2011, steeg in de periode 2012-2017 en nam daarna weer iets af.

Tussen de grondsoortregio’s zijn er verschillen in het aandeel blijvend grasland. Zo heeft de Veenregio het hoogste aandeel blijvend grasland in 2022 (85%) en de Lössregio het laagste aandeel (61%). De Kleiregio (72%) en de Zandregio (65%) zitten daar tussen in. In de Zand- en Kleiregio nam het aandeel blijvend grasland af tot aan 2017, daarna nam het weer iets toe. In de Veenregio heeft het aandeel blijvend grasland in 2022 het laagste niveau van alle beschouwde jaren. Op melkveebedrijven in de Lössregio ligt het aandeel blijvend grasland na een daling in 2006-2014, op een hoger niveau. Het aandeel tijdelijk grasland is in 2022 het hoogst in de Zandregio (30%) en Lössregio (26%), gevolgd door de Kleiregio (24%). Zowel in de Zand- als de Lössregio bestaat het bouwplan uit een relatief groot aandeel andere gewassen dan gras. Roulatie van mais, overige voedergewassen en marktbare gewassen over het bedrijfsareaal kan leiden tot een groter aandeel tijdelijk grasland. In de Veenregio is het aandeel tijdelijk grasland in 2022 het laagst met ongeveer 9%. In deze grondsoortregio wordt ook beperkt andere gewassen dan gras geteeld. Melkveehouders in de Lössregio gebruiken relatief gezien veel natuurlijk grasland in vergelijking met hun collega’s in andere grondsoortregio’s. Ook in de Veenregio is het aandeel natuurlijk grasland in het totaal grasland hoger dan gemiddeld.



Kies een indicator
Deze informatie voor

Contactpersoon
Jamal Roskam
0317-483583
 


Meer informatie
Toelichting indicator
Thema omschrijving
Beleidsinformatie
Archief


naar boven