Bouwplan - Akkerbouw
|
Verschuiving binnen graanareaal in 2020
|
1-8-2022 |
Op nationaal niveau is het bouwplan van de akkerbouwbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, stabiel. Er zijn in de tijd verschillen in gewasaandelen zichtbaar, maar tussen opeenvolgende jaren zijn deze verschillen gering. Tussen de grondsoortregio’s zijn wel duidelijke verschillen in het bouwplan zichtbaar. Zo telen akkerbouwbedrijven in de Kleiregio relatief veel wintertarwe (25%) en poot- en consumptieaardappelen (samen 22%) in 2021. Daarnaast kent de Kleiregio het hoogste aandeel ‘overige gewassen’ (22%), waartoe gewassen als uien en conservengroenten behoren. Op de akkerbouwbedrijven in de Lössregio zijn de hoogste aandelen suikerbieten (18%) en consumptieaardappelen (15%) waarneembaar. Net als in de Kleiregio wordt ook in de Lössregio veelvuldig wintertarwe geteeld (27%). Op de akkerbouwbedrijven in de Zandregio bestaat het gemiddelde bouwplan vooral uit zetmeelaardappelen (20%), voedergewassen (zoals snijmais) (23%) en suikerbieten (14%).
|
Verschuiving binnen granen Tussen 2019 en 2020 daalde het aandeel wintertarwe in Nederland. Veel akkerbouwers konden door de natte omstandigheden geen geschikt moment vinden om wintertarwe te zaaien en waren daardoor genoodzaakt om naar een ander gewas uit te wijken. In 2021 is er weer een toename te zien in wintertarwe ten koste van de zomergerst en overige granen. Van alle weergegeven gewassen laat het aandeel van wintertarwe, na het aandeel voedergewassen, de sterkste fluctuaties zien. In de Kleiregio varieerde het aandeel tussen 19% in 2001 en 32% in 2012.
Grotere rol voor akkerbouw bij teelt van voedergewassen
In alle regio’s is de teelt voedergewassen op
akkerbouwbedrijven in de periode 2001-2019 in omvang en areaalaandeel
toegenomen. In 2019 werd in de Zandregio op gemiddeld 21% van de oppervlakte
een voedergewas geteeld, dit was in 2001 nog 9%. In de Lössregio steeg het
aandeel voedergewassen van 10% naar 18%. In de Kleiregio beslaat de teelt van
voedergewassen al 4 jaar op rij 10% van het areaal, in 2001 was dit 6%. Een
factor die de toename van voedergewassen in het bouwplan van de
akkerbouwbedrijven kan verklaren, is de graslandeis aan bedrijven die gebruik
willen maken van derogatie op de Nitraatrichtlijn. In de jaren 2006 tot en met
2013 was ten minste 70% grasland vereist om voor derogatie in aanmerking te
komen, vanaf 2014 is dat minimaal 80% geworden. Deze graslandeisen noopte een
deel van de melkveebedrijven tot een verhoging van het aandeel grasland, vaak
ten koste van de teelt van mais. Om toch in de maisbehoefte te voorzien, hebben
dergelijke melkveehouders de maisteelt deels uitbesteed aan akkerbouwers. In de
laatste jaren hebben de gestegen rundveestapel (gevolgd door meer vraag naar
mais) en onrendabele graanprijzen de teelt van voedergewassen op
akkerbouwbedrijven verder gestimuleerd. In alle grondsoortregio’s is de teelt voedergewassen op akkerbouwbedrijven in de periode 2001-2020 in omvang en areaalaandeel toegenomen. In 2021 werd in de Zandregio op gemiddeld 23% van de oppervlakte een voedergewas geteeld; dit was in 2001 nog 9%. In de Lössregio steeg het aandeel voedergewassen van 13% in 2010 naar 18% in 2021. In de Kleiregio nam de teelt van voedergewassen 10% van het areaal in gedurende de periode 2015-2019, in 2020 en 2021 is dit gestegen naar 11%. In 2001 was dit 6%. Een factor die de toename van voedergewassen in het bouwplan van de akkerbouwbedrijven kan verklaren, is de graslandeis aan bedrijven die gebruik willen maken van derogatie op de Nitraatrichtlijn. In de jaren 2006 tot en met 2013 was ten minste 70% grasland vereist om voor derogatie in aanmerking te komen, vanaf 2014 is dat minimaal 80% geworden. Deze graslandeisen zetten een deel van de melkveebedrijven aan tot een verhoging van het aandeel grasland, vaak ten koste van de teelt van mais. Om toch in de maisbehoefte te voorzien, hebben dergelijke melkveehouders de maisteelt deels uitbesteed aan akkerbouwers. In de laatste jaren hebben de gestegen rundveestapel (gevolgd door meer vraag naar mais) en onrendabele graanprijzen de teelt van voedergewassen op akkerbouwbedrijven verder gestimuleerd.
|