Mijn agrimatie
v

Agrimatie - informatie over de agrosector

Agrimatie > Sectoren > Land- en tuinbouw
     
Land- en tuinbouw
Kies een thema
Algemeen

Economie

Maatschappij

Milieu

 
 
  
  
   
Kies een indicator
Contactpersoon
Petra Berkhout
070 3358103
 

Deze informatie voor andere sectoren
  • Varkensvlees, 2021
  • Alle agrarische producten
  • Granen
  • Groenten en fruit
  • Brexit, 2022
  • Landbouw gerelateerde goederen
  • Vis, 2021
  • Corona, 2022
  • Agrologistiek, 2021
  • Rol Nederland in EU intrahandel, 2021
  • Herkomst en bestemming
  • Handelsgroepen
  • Bestemming Nederlandse import, 2022
  • Handelsbeleid in de landbouw, 2022
  • Biologische handel, 2022
  • Handel en welvaart, 2022
  • Nabije markten, 2023
  • Prijsontwikkelingen in landbouwgoederen, 2023
  • Handel met Oekraïne en Rusland, 2023
  • Handel met Chili, Nieuw-Zeeland en Mexico, 2023
  • Landbouwhandel in oorlogstijd, 2024
  • De voetafdruk van de invoer, 2024
  • Handel in dierlijke mest en kunstmest, 2024
  • Bedekte teelten, 2024

Alles over
  • Algemeen
    >
  • Economie
    >
  • Maatschappij
    >
  • Milieu
    >

Handel in agrarische goederen - Alle agrarische producten

De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband, versie 2024
4-3-2024

Wageningen Economic Research en het CBS maken elk jaar voor het ministerie van LNV een raming van de internationale prestaties.

Download hier de volledige publicatie. 

Dit artikel op Agrimatie.nl bevat een selectie uit de hierboven te downloaden publicatie; "De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband, editie 2024". De verschillende hoofdstukken worden apart weergegeven en kunnen via het vlak aan de rechterkant van dit scherm aangeklikt worden. Hier staan ook onderwerpen uit eerdere uitgaven. Voor een juiste interpretatie van de cijfers heeft het lezen van de te downloaden versie van het rapport de voorkeur. Voor de literatuurlijst en bijlagen kunt u ook in het te downloaden rapport terecht. 

In dit artikel op Agrimatie kunt u de inleiding lezen, is de samenvatting weergegeven en is hoofdstuk 1 en 2 weergegeven. 
 


Woord vooraf
Elk jaar wordt in deze uitgave teruggekeken op de internationale handelsprestaties van de Nederlandse agrosector in het voorgaande jaar.
Hiervoor maken Wageningen Economic Research en het CBS voor het ministerie van LNV een raming van de internationale prestaties. Naast inzicht in de export- en importcijfers, voor zowel landbouwgoederen als
landbouwgerelateerde goederen, bevat de publicatie dit jaar vier katernen waarin een handelsonderwerp uitgelicht wordt. Voor deze editie zijn de onderwerpen de handel van Nederland met Oekraïne, de voetafdruk van de
Nederlandse invoer, de handel in meststoffen en de handel in kasmaterialen. Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij het werk van vele auteurs. De concept-publicatie is door verschillende mensen binnen en buiten de betrokken organisaties gelezen. We danken iedereen hartelijk voor hun inzet.

Namens; prof.dr.ir. J.G.A.J. (Jack) van der Vorst
Algemeen Directeur Social Sciences Group (SSG)
Wageningen University & Research

Ir. O. (Olaf) Hietbrink
Business Unit Manager Wageningen Economic Research
Wageningen University & Research

Drs. A (Angelique) Berg
Directeur-Generaal van het Centraal Bureau voor de Statistiek

Samenvatting

Hoofdpunten handel in landbouwgoederen

• De Nederlandse export van landbouwgoederen (primaire, onbewerkte goederen en secundaire, bewerkte goederen) wordt voor 2023 geraamd op 123,8 miljard euro (figuur S.1), dat is een beperkte groei (1,6%) ten opzichte
van 2022.
• De Nederlandse landbouwimport nam in 2023 af met 3,3%, tot 83,9 miljard euro (figuur S.1).
• In 2023 wordt de landbouwexport van Nederlandse makelij geraamd op 82,1 miljard euro en de wederuitvoer van buitenlandse landbouwgoederen op  41,7 miljard euro. Zie paragraaf 2.3.
• Circa twee derde van de landbouwexport is daarmee export van Nederlandse makelij. In de totale goederenexport is 52% van Nederlandse makelij en 48% wederuitvoer van buitenlandse makelij. Zie paragraaf 2.3.
• Zowel bij de in- als uitvoer was het volume lager, maar waren de prijzen hoger. Zie paragraaf 2.4 en paragraaf 4.27.
• Voor 2023 worden de totale verdiensten aan de export van landbouwgoederen geraamd op 50,4 miljard euro, waarvan 45,7 miljard euro export van Nederlandse makelij is en 4,7 miljard euro wederuitvoer. Zie paragraaf 2.5.
• Van de Nederlandse landbouwimport gaat 72,2% naar het buitenland (onbewerkt, bewerkt of als nieuw product). Zie paragraaf 2.6.
• Het handelsoverschot van Nederland met de landen in de EU-27 is 37 miljard euro, waarvan 14 miljard euro met Duitsland. Met de rest van de wereld (waartoe ook het VK behoort) is er een handelsoverschot van
3 miljard euro (figuur S.1).
• De meeste landbouwexport gaat in 2023, net als in voorgaande jaren, naar onze buurlanden. Van de geraamde totale export gaat bijna een kwart (24%) naar Duitsland. Op de tweede plek staat België met 12%. Daarna volgen als belangrijkste afnemers Frankrijk (9%) en het VK (8%). Zie paragraaf 3.2.




• De EU is verreweg de grootste exportmarkt voor Nederland, met een aandeel van 71% in 2023. Het aandeel is met 2% toegenomen ten opzichte van 2022. Zie paragraaf 3.2.
• Zuivel en eieren (12 miljard euro), sierteeltproducten (11,5 miljard euro), vlees (11,2 miljard euro), aardappelen en groenten (8,7 miljard euro) en dranken (8,1 miljard euro) zijn bij de export de belangrijkste goederengroepen. De top vijf is in 2023 goed voor 42% van de totale exportwaarde.
• Bij de import zijn natuurlijke vetten en oliën (7,85 miljard euro) in 2023 de belangrijkste productgroep, fruit volgt als tweede (met 7,62 miljard euro). Daarna komen dranken (5,95 miljard euro), de overige landbouwgoederen
(5,77 miljard euro) en zuivel en eieren (5,71 miljard euro). Samen zijn deze vijf productgroepen goed voor 39% van de totale importwaarde van landbouwgoederen.
• Zie hoofdstuk 4 voor de ontwikkelingen per product.
• De gemiddelde landbouwexport levert in 2022 (laatste jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn) 38 eurocent per euro exportwaarde op; indien gezuiverd voor wederuitvoer, stijgt dit naar 54 eurocent. Zie paragraaf 4.28.
• Sierteelt is het meest lucratieve agrarische exportproduct indien wordt gerekend naar de verdiensten per euro exportwaarde. Aan een euro sierteeltexport verdiende Nederland 60 eurocent in 2022. Zie paragraaf 4.28.

Hoofdpunten handel in landbouwgerelateerde goederen
• Voor 2023 wordt de export van landbouwgerelateerde goederen (of tertiaire landbouwexport) geraamd op 12,0 miljard euro, 7% minder dan in 2022. De volledige afname heeft te maken met een lagere exportwaarde van meststoffen. De import van landbouwgerelateerde goederen wordt met 5,7 miljard euro in 2023 ook 7% lager geraamd dan in 2022. Ook hier spelen meststoffen een beslissende rol. Zie paragraaf 5.2.
• De top vijf van bestemmingen van landbouwgerelateerde goederen (inclusief wederuitvoer) bestaat uit Duitsland (15% van het totaal), België (10%), VS en Frankrijk (elk 8%), en het Verenigd Koninkrijk (6,5%). Zie paragraaf 5.3.
• Landbouwmachines zijn in 2023 het belangrijkste tertiaire landbouwexportproduct (3,3 miljard euro), meststoffen staan op plaats 2, gevolgd door machines voor de voedingsmiddelenindustrie en kasmaterialen. De vier belangrijkste productgroepen zijn goed voor 79% van de totale exportwaarde van tertiaire landbouwgoederen. Zie paragraaf 5.4.
• Voor 2023 worden de verdiensten aan tertiaire landbouwexport geraamd op 4,9 miljard euro. Inclusief de primaire en secundaire landbouwgoederen komen de ‘brede’ landbouwexportverdiensten voor Nederland daarmee uit op 55,3 miljard euro. Zie paragraaf 5.5.
• Het meest lucratief betreft de export van machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Hieraan verdient Nederland 55 eurocent per euro exportwaarde. Zie paragraaf 5.6.


Katernen

Landbouwhandel in oorlogstijd: Nederlandse handel met Oekraïne en Rusland
• Met Rusland heeft Nederland een positieve handelsbalans: de uitvoer van agrarische goederen naar Rusland is groter dan de invoer. Oekraïne is vooral een leverancier van landbouwproducten en neemt relatief weinig Nederlandse landbouwproducten af. Zie paragraaf 6.2.
• Sinds 2010 is de Nederlandse invoerwaarde van landbouwproducten uit Oekraïne sterk gegroeid. Door de oorlog is de invoerwaarde wel afgenomen, maar is in 2023 toch 6,5 keer hoger dan in 2010. In 2021 lag de invoerwaarde nog 9 keer boven de waarde in 2010. Zie paragraaf 6.2 en 6.3.
• Verreweg de meeste goederen die Nederland importeert uit Oekraïne zijn landbouwgoederen, in 2023 ging het om 87% van de totale invoer. De belangrijkste importproducten waren in 2023 achtereenvolgens: mais, pluimveevlees en zonnebloemolie. In 2021 was zonnebloemolie nog het belangrijkst. Zie paragraaf 6.2 en 6.3.
• De uitvoerwaarde van landbouwgoederen naar Rusland is met ruim een derde afgenomen sinds 2010, de grootste afname zat rond 2014 (economische sancties die Rusland en de westerse landen elkaar oplegden). Sinds 2021 (net voor de oorlog) is de invoerwaarde slechts met een zevende deel afgenomen. Zie paragraaf 6.2 en 6.4.
• Een derde deel van de totale goederenuitvoer naar Rusland betreft landbouwgoederen. Met een uitvoerwaarde van 838 miljoen euro in 2023 was Rusland de 22e landbouwbestemming voor Nederland. De belangrijkste exportproducten in 2023 waren snijbloemen, op grote afstand gevolgd door avocado’s/mango’s en zaaigoed. Zie paragraaf 6.2 en 6.4.


De voetafdruk van de invoer van Nederlandse agrarische goederen
• De voetafdruk van de Nederlandse consumptie is relatief groot. De Nederlandse overheid heeft het streven om de ecologische voetafdruk van de Nederlandse consumptie te halveren. Dit vereist dat inzicht ontstaat of wordt verbeterd in de gevolgen die huidige handelsstromen hebben op het milieu. Zie paragraaf 7.1.
• Voetafdrukken kunnen zowel op nationaal of Europees niveau berekend worden (top-down) evenals op product- of bedrijfsniveau (bottom-up). Zie paragraaf 7.1.
• Bij de top-down berekening kunnen vergelijkingen tussen landen of bedrijfstakken plaatsvinden. Deze voetafdrukken geven gemiddeldes voor een bedrijfstak of productgroep. Voor een specifiek product of bedrijf kan de voetafdruk echter ver van dit gemiddelde afwijken. Om ervoor te zorgen dat de voetafdrukken die worden berekend op bedrijfs- of productniveau ook onderling vergelijkbaar zijn, is de Product Environmental Footprint (PEF) ontwikkeld. Zie paragraaf 7.1.
• Op basis van de top-down berekening bedroeg gemiddeld over 2017-2021 de import van landbouwproducten voor een kwart bij aan de totale broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer. Daarbij gaat het om de totale uitstoot die veroorzaakt wordt in de keten totdat een product de Nederlandse grens bereikt, dus inclusief eventuele bewerkingen en transport. Zie paragraaf 7.2.
• Bijna driekwart van deze voetafdruk komt door producten die uiteindelijk niet in Nederland geconsumeerd worden. Gemiddeld 14% van de landbouw-importemissies kwam door import voor directe binnenlandse consumptie en 12% door import van goederen die eerst nog bewerkt werden voor de binnenlandse markt. Deze verdeling is vrijwel identiek aan die van niet-landbouwproducten. Zie paragraaf 7.2.
• Fruitimport had over de periode 2017-2021 van alle categorieën het grootste aandeel (15,4%) in de broeikasgasvoetafdruk. Van alle landen had de landbouwimport uit Brazilië het grootste aandeel (8%) in de broeikasgasvoetafdruk van de import van landbouwgoederen. Dit kwam voor een aanzienlijk deel door de import van oliehoudende zaden en vruchten, waaronder soja. Zie paragraaf 7.2.
• Naast de milieuvoetafdruk zijn ook sociale en dierwelzijnsaspecten die samenhangen met productie van belang. Voor deze thema’s is het vaak niet mogelijk om voetafdrukken of impacts te meten. Voor deze thema’s loopt een project om risicoscores te berekenen die specifiek zijn voor een bepaalde land-productcombinatie en die ook beschikbaar zijn op subnationaal niveau. Zie paragraaf 7.3.
• Voor mensenrechten vindt de analyse plaats voor 8 thema’s: kinderarbeid, discriminatie, gedwongen arbeid, vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, (gebrek aan) gezondheid en veiligheid op het werk, (schending van) de rechten van inheemse volkeren, ontoereikende vergoeding en ten slotte geweld en intimidatie. De risicoscores voor milieu omvatten 7 verschillende thema’s: ontbossing en verandering in landgebruik, verlies van biodiversiteit, waterstress, opwarming van de aarde, vermesting, verzuring en ecotoxiciteit. Zie paragraaf 7.3.
• De eerste resultaten geven aan dat de risicoscores per land, per regio en per product sterk verschillen voor zowel de milieuthema’s als het thema mensenrechten. Dit leidt ertoe dat er binnen éen land tussen sectoren net zoveel verschil in risicoscores kan zijn als tussen verschillende landen in dezelfde sector. Zie paragraaf 7.3.


Handel in dierlijke mest en kunstmest - verschillende markten voor dezelfde nutriënten
• Nederland is een grote producent van nutriënten, zowel in de vorm van dierlijke mest als in de vorm van kunstmest. Er worden ruim meer nutriënten geproduceerd dan er in Nederland kunnen worden aangewend. Zie paragraaf 8.1.
• Handel van dierlijke mest vindt vooral plaats binnen Nederland, de in Nederland geproduceerde kunstmest daarentegen gaat voor een groot deel de grens over. Zie paragraaf 8.1.
• Het grootste deel van de export bestaat uit de fosfaatrijke dikke fractie die ontstaat na mestscheiding. De relatief stikstofrijkere dunne fractie uit mestscheiding kon met het geldende derogatiebeleid in de Nederlandse landbouw worden geplaatst. Met de afbouw van derogatie in de komende jaren en de volledige afschaffing ervan in 2026, zal er op korte termijn een fors mestoverschot ontstaan. Zie paragraaf 8.2.
• Meer dan de helft van de geëxporteerde mest is mengmest, dit kan een mengsel zijn van verschillende soorten dierlijke mest, maar ook van dierlijke mest en andere mestsoorten, zoals kalkmeststoffen of organische meststoffen van plantaardige oorsprong. Zie paragraaf 8.2.
• Nederland hoort samen met Duitsland en België tot de grootste exporteurs van kunstmest in de EU. Zie paragraaf 8.3.
• De productie van kunstmest, en dan met name stikstofkunstmest, gaat gepaard met een hoog energieverbruik en dus met een hoge CO2-emissie. De prijs van kunstmest is sterk gerelateerd aan de mondiale gasprijs. Kunstmestproducenten richten zich dan ook met name op de energietransitie en het verlagen van de broeikasgasemissies. Zie paragraaf 8.3.
• Naast de energietransitie richt de kunstmestbranche zich op het gebruik van alternatieve grondstoffen. Dit geldt zowel voor stikstof als voor fosfaat en kalium, waarvan de voorraden eindig zijn. Zie paragraaf 8.3.

Bedekte teelten: meer variatie in gewassen, constructies en bouwlocaties
• Er is een toename van bedekte teelt in zowel Nederland als daarbuiten. Een redelijk nieuwe ontwikkeling is de opkomst van vertical farming en indoor farming. Zie paragraaf 9.1.
• In het buitenland is vertical/indoor farming verder in ontwikkeling en van grotere omvang. De bedrijven bevinden zich vaak bij metropolen, zoals in China en in Singapore, vanuit het belang van voedselvoorziening dicht bij de consument. Zie paragraaf 9.1.
• In Nederland zijn circa 20 bedrijven actief in het opleveren van complete kascomplexen. De bedrijven opereren zowel op nationaal als internationaal niveau, waarbij de bedrijven circa 80% van hun omzet in het buitenland genereren en circa 20% in Nederland. Zie paragraaf 9.2.
• In 2007 en 2008 werd in Nederland het grootste areaal kassen gebouwd (ruim 500 ha), waarna de nieuwbouw instortte door de financiële crisis 2007-2008 en sinds 2015 weer een stijgende lijn laat zien. Zie paragraaf 9.2.
• De ontwikkeling van hightechkassen vraagt innovatie, door de verschillende crises is de aandacht verlegd naar goedkopere varianten van de kassen en bouwen in het buitenland. Zie paragraaf 9.3.
• R&D speelt een voorname rol in de keten met oog op productieprestatie (kwantiteit), automatisering/robotisering, productkwaliteit (smaak, kleur, plantvorm, etc.) optimalisering arbeidsfilm en verduurzaming op het terrein van energie en gewasbescherming. Zie paragraaf 9.3.
• In 2023 bedroeg de export van kasmaterialen naar schatting 1,781 miljard euro, waarvan 53% naar EU-landen. Het gaat bij deze getallen om de uitvoer van de kasconstructie (exclusief installatiewerkzaamheden). Cijfers over het glas of de installaties ten behoeve van de kasinrichting zijn niet in de exportcijfers terug te vinden. Zie paragraaf 9.4.
• De kasmaterialen worden niet allemaal in Nederland geproduceerd, er worden kasmaterialen geïmporteerd, verwerkt en vervolgens geëxporteerd In 2023 is voor 1,159 miljard euro geïmporteerd. Zie paragraaf 9.4.

Inleiding
Hoe presteerde de Nederlandse landbouwsector internationaal in 2023? In deze publicatie geven Wageningen Economic Research en het CBS namens het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de raming van de Nederlandse export van landbouwgoederen over het voorgaande jaar. De cijfers worden zo veel mogelijk van duiding voorzien.

De publicatie valt uiteen in twee delen. In deel I, hoofdstuk 2 tot en met 5, komen de ontwikkelingen in de handel in landbouw- en landbouwgerelateerde goederen aan bod (zie kader).

Definitie van landbouwgoederen en landbouwgerelateerde goederen
De landbouwgoederenhandel zoals gebruikt in deze publicatie omvat de eerste 24 goederenhoofdstukken van de internationale handelsstatistieken plus een aantal landbouwgoederen uit overige hoofdstukken volgens de Gecombineerde Nomenclatuur-coderingssystematiek (GN). Bij landbouwgoederen gaat het enerzijds om primaire agrarische producten, zoals varkens, appels, bloemen, bloembollen en tomaten, en anderzijds om verwerkte (secundaire) producten, zoals kaas, frites, chocolade en bewerkingen van groente en fruit.
Naast de handel in landbouwgoederen is in deze publicatie ook de handel in landbouwgerelateerde goederen uitgelicht. Dat zijn aanvullende goederen die geproduceerd worden ten behoeve van de landbouwsectoren in binnen- of buitenland, de zogenaamde tertiaire of landbouwgerelateerde goederen. Het gaat hierbij om onder meer landbouwmachines, meststoffen en machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Er zijn alleen goederen geselecteerd die enkel aan de agrarische sectoren kunnen worden toegeschreven. Het gebruik van drones in de agrarische sector kan bijvoorbeeld momenteel niet inzichtelijk worden gemaakt in de internationale handelsstatistiek. Drones kunnen immers door allerlei sectoren worden ingezet.
Meer informatie over de gehanteerde definitie is te vinden in bijlage 2.


Het gaat om de vaste monitoring, zoals deze jaarlijks plaatsvindt. Hoofdstuk 2 gaat in op de belangrijkste trends in de internationale landbouwhandel van Nederland op macroniveau. Het gaat onder meer om inzicht in de totale import en export, waarbij export ook is uitgesplitst in Nederlandse makelij en wederuitvoer, duiding van de ontwikkelingen in termen van volume en prijs en wat wordt verdiend aan de export.

Hoofdstuk 3 beschrijft de grootste herkomst- en bestemmingslanden en de veranderingen hierin. Een geografische uitsplitsing van de export naar Nederlandse makelij en buitenlandse makelij geeft extra duiding aan de cijfers.

Hoofdstuk 4 analyseert de ontwikkelingen van de export en import van Nederland in 2023 aan de hand van de 24 landbouwgoederenhoofdstukken en de groep overige landbouwgoederen. Deze laatste groep bestaat uit individuele producten die uit andere delen van de handelsstatistieken komen, maar wel tot de landbouw worden gerekend.

Hoofdstuk 5 gaat in op de ontwikkelingen in de handel van de landbouwgerelateerde goederen: goederen die ten behoeve van de landbouwsectoren in binnen- en buitenland geproduceerd worden, zoals landbouwmachines.

Deel II van de publicatie, hoofdstuk 6 tot en met hoofdstuk 9, bevat de speciale onderwerpen, waarbij een thema verder wordt uitgediept. Hoofdstuk 6 gaat in op de handel van Nederland met Oekraïne, hoofdstuk 7 op de voetafdruk van de Nederlandse invoer, hoofdstuk 8 op de handel in meststoffen en ten slotte beschrijft hoofdstuk 9 de handel in kasmaterialen.

Hoofdstuk 2

2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste trends in de Nederlandse handel in landbouwgoederen op macroniveau. De eerste paragraaf gaat in op de ontwikkeling van de totale landbouwimport en -export, de tweede paragraaf op de export van landbouwgoederen van Nederlandse makelij en de wederuitvoer van landbouwgoederen van buitenlandse makelij. Paragraaf 3 verklaart de ontwikkeling van de tot dusver besproken handelswaarde uit de onderliggende volume- en prijsontwikkelingen. Paragraaf 4 gaat in op wat de Nederlandse economie verdient aan de export van landbouwgoederen. Als toevoeging aan eerdere edities besteedt de laatste paragraaf aandacht aan de bestemming van de Nederlandse landbouwimport: Nederland of het buitenland.

2.2 Landbouwexport neemt minimaal in waarde toe
Na een forse groei van de waarde van de landbouwexport in 2022 (18,2%) wordt de groei in 2023 met 1,6% een stuk lager geraamd. De sterke waardegroei in 2022 kwam volledig door stijgingen in de exportprijs1)(CBS/WUR, 2023). In 2023 zijn de prijzen minder hard doorstegen en de stijging is gedurende het jaar ook steeds minder geworden (zie verder paragraaf 2.3). De Nederlandse landbouwexport wordt voor 2023 geschat op 123,8 miljard euro tegenover 121,8 miljard euro in 2022.
Na 8 jaren te zijn gegroeid in waarde, neemt de Nederlandse landbouwimport in 2023 af met 3,3%, tot 83,9 miljard euro. Het feit dat de landbouwimport in waarde is afgenomen en de landbouwexport in waarde is toegenomen, heeft onder andere te maken met een minder sterke stijging van de prijzen bij de import in vergelijking met de export (zie verder paragraaf 2.3).

Over een lange periode bezien, 2002 tot 2023, is de landbouwexport bijna verdrievoudigd en is de landbouwimport zelf meer dan verdrievoudigd (figuur 2.1).


Door de hierboven beschreven afnemende importwaarde en toenemende exportwaarde is het handelsoverschot met betrekking tot landbouwgoederen fors toegenomen. Het handelsoverschot, het saldo van uitvoer en invoer, wordt voor 2023 geraamd op 39,9 miljard euro, met afstand de hoogste waarde ooit gemeten. In 2022 was het overschot nog 35,1 miljard euro. Tussen 2002 en 2023 is het handelsoverschot bijna verdubbeld.

In 2023 betrof naar schatting 17,8% van de Nederlandse goederenexport landbouwproducten (zie figuur 2.2). Dat is hoger dan in 2022 (16,7%) maar iets lager dan in de jaren ervoor. Bij de import is dezelfde trend zichtbaar, maar het aandeel ligt iets lager (13,5%). De toename van de landbouwaandelen heeft vooral te maken met lagere prijzen voor minerale brandstoffen in 2023 (CBS, 2023a) waardoor het aandeel van de landbouwgoederen toenam.




Het handelsoverschot van niet-landbouwgoederen was in 2022 relatief laag, met name door de import van brandstoffen met hoge prijzen. Onder invloed van onder andere sterk dalende invoerwaarden van minerale brandstoffen in 2023 (door forse prijsdalingen ten opzichte van 2022) is het handelsoverschot van niet-landbouwgoederen sterker toegenomen dan van landbouwgoederen. Dit resulteert in een afnemend landbouwaandeel in het totale goederenhandelsoverschot, 55,5% in 2023 tegen 64,3% in 2022. Het 2023-aandeel is wel hoger dan alle percentages in de jaren tussen 2012 en 2022.

2.3 Export Nederlands product groeit, wederuitvoer neemt af
De Nederlandse landbouwexport bestaat uit wederuitvoer (niet of licht bewerkte import die via Nederland doorgaat naar een derde land) en export van Nederlandse makelij. Bij de laatste groep hoort ook de export van significant bewerkte import die door Nederland wordt geëxporteerd (de export van hier geproduceerd veevoer op basis van sojabonen uit Brazilië bijvoorbeeld). Het onderscheid tussen beide groepen is van belang, omdat Nederland veel meer verdient aan de export van Nederlandse makelij dan aan wederuitvoer (zie verder de paragrafen 2.4, 3.4, 4.3 en 5.5).

In 2023 wordt de landbouwexport van Nederlandse makelij geraamd op 82,1 miljard euro en de wederuitvoer van buitenlandse landbouwgoederen op 41,7 miljard euro (zie figuur 2.3). De wederuitvoer neemt af met 2,0% (de eerste afname sinds 2018), de export op basis van Nederlandse productie groeit met 3,6%. De totale geraamde waardegroei is dus te danken aan de groei in export van eigen makelij, terwijl de groei in de voorgaande jaren met van wederuitvoer kwam.

Het aandeel van wederuitvoer in de totale landbouwexport is iets gedaald ten opzichte van het hoogste punt tot nu toe gemeten in 2022 (van 35,0% in 2022 naar 33,7% in 2023). Zo was er in 2023 bijvoorbeeld een sterke afname van de wederuitvoer van natuurlijke vetten en oliën. In 2021 was het wederuitvoer-aandeel vergelijkbaar, maar in de jaren ervoor een stuk lager. Sinds 2016 is de wederuitvoerwaarde met 86% toegenomen tegenover 36% groei bij de landbouwexport van Nederlandse makelij in dezelfde periode. In absolute zin was de groei van de (omvangrijkere) export van Nederlandse makelij iets hoger (+21,9 miljard euro tegenover +19,3 miljard bij de wederuitvoer).






Landbouwgoederen zijn bovengemiddeld vaak ‘made in Holland’-producten en dit is terug te zien in de vergelijking met andere goederen (zie figuur 2.4). Circa twee derde van de landbouwexport is export van Nederlandse makelij is en dat is duidelijk hoger dan bij de export van niet-landbouwproducten (iets minder dan de helft). In de totale goederenexport is 52% van Nederlandse makelij en 48% wederuitvoer van buitenlandse makelij. Bij zowel landbouwgoederen als bij niet-landbouwgoederen is het belang van wederuitvoer in 2023 afgenomen.


2.4 In- en uitvoervolume lager, maar hogere prijzen in 2023
Een toename van handelswaarde betekent niet automatisch ook een toename van het exportvolume. Een waardemutatie is namelijk het resultaat van een volume- en een prijsontwikkeling.

In figuur 2.5 is te zien dat de licht toegenomen exportwaarde in 2023 (van paragraaf 2.1) het resultaat is van een onderliggend afnemend exportvolume (met name bij voedingsmiddelen, dranken en tabak), maar een sterkere stijging van de exportprijzen. Daarbij gaat het onder andere om een duurdere export van aardappelen, groenten en graanproducten in 2023 (CBS, 2023c). Wel is het zo dat de stijging van de exportprijzen gedurende 2023 is afgenomen. Van import- en exportprijzen zijn nog maar drie kwartalen data beschikbaar, maar op basis van bijvoorbeeld de consumentenprijsindex kan worden afgeleid dat de trend van afnemende prijsstijging zich in het vierde kwartaal doorzet. Van in ieder geval voedingsmiddelen, dranken en tabak is er wel nog sprake van prijsstijging in oktober, november en december 2023 ten opzichte van 2022 (CBS, 2024a). Over heel 2023 liggen de consumentenprijzen van voedingsmiddelen 12,1% hoger dan in 2022. De voedingsmiddelen met de grootste stijging in 2023 waren suiker (+35%), olijfolie (+21%) en brood- en graanproducten (+16%). Het prijsniveau van voeding piekte in juli 2023 en zakte daarna gestaag (CBS, 2024b).

Eenzelfde patroon van afnemend handelsvolume en (over het hele jaar gemeten) stijgende prijzen is zichtbaar bij de import. Hier is de afname van het handelsvolume echter groter dan de stijging van de prijzen en dit resulteert in de afnemende importwaarde zoals getoond in paragraaf 2.1. De importprijzen van primaire landbouw-, bosbouw- en visserijproducten zijn al in het tweede kwartaal van 2023 gedaald ten opzichte van 2022 en dat heeft zich in het derde kwartaal verder doorgezet. Met name de dierlijke producten (vlees, vis, zuivel) werden in de tweede helft van 2023 goedkoper (CBS, 2023c).

Wereldwijd zijn de prijzen van voedsel in de loop van 2023 gedaald. Dat geldt voor zuivel, granen en oliën; de prijzen van vlees zijn nauwelijks veranderd. Suiker is ook mondiaal aanzienlijk duurder geworden in 2023 (FAO, 2023).



2.5 Bijna 50 mld. euro aan exportverdiensten
Voor 2023 is ook een raming gemaakt van de Nederlandse verdiensten aan de Nederlandse export van landbouwgoederen. Het CBS maakt deze berekeningen met behulp van waardeketensonderzoek op basis van input-outputtabellen van de nationale rekeningen. Daarbij wordt rekening gehouden met de gehele exportketen van producten en met verdiensten aan de export per type goederen. Exportverdiensten zijn wat de Nederlandse economie overhoudt aan de export van landbouwgoederen na aftrek van de daarvoor gemaakte kosten (invoer van grondstoffen, diensten, halffabrikaten en de invoer voor wederuitvoer). De handelswaarde is de bruto-opbrengst van de landbouwexport, de exportverdiensten zijn de netto-verdiensten.

In lijn met paragraaf 2.1 zijn de verdiensten aan de Nederlandse landbouwexport in 2023 toegenomen. De groei is nog iets groter dan van de (bruto)waarde van de Nederlandse landbouwexport (4,2% tegen 1,6%), omdat de export van Nederlandse makelij zich gunstiger heeft ontwikkeld dan de wederuitvoer (zie paragraaf 2.2). De Nederlandse economie houdt namelijk veel meer over aan een euro export van eigen makelij dan aan een euro wederuitvoer. Om deze reden is het aandeel van wederuitvoer in de totale landbouwexportverdiensten met 9,3% in 2023 ook veel kleiner dan de 33,7% bij de (bruto) exportwaarde. Dat betekent dat 90,7% van de exportverdiensten aan landbouwgoederen is te danken aan de export van Nederlands landbouwproduct (inclusief de export van verwerkte import in Nederland). Voor 2023 worden de totale verdiensten aan de export van landbouwgoederen geraamd op 50,4 miljard euro, waarvan 45,7 miljard euro export van Nederlandse makelij is en 4,7 miljard euro wederuitvoer (zie figuur 2.6).

In 2022 was 25,6% van de totale verdiensten aan goederenexport te danken aan de export van landbouwgoederen, tegen 27,9% in 2021. Voor 2023 is het aandeel nog niet bekend.



2.6 Ruim 72% van de landbouwimport komt in het buitenland terecht
Nederland staat bekend als tweede landbouwexporteur ter wereld na de Verenigde Staten (CBS, 2022) en in belangrijke mate heeft dat te maken met een grote rol van import in dat verhaal. Enerzijds betreft het wederuitvoer (export van niet of lichte bewerking van import), maar ook een belangrijk deel van de import betreft landbouwgoederen die in Nederland significant verder verwerkt worden tot nieuwe producten voor de export (‘indirecte export’ in figuur 2.7). De overige import is bestemd voor directe afzet in Nederland (‘direct binnenland’) en afzet in Nederland na significante verwerking van de import in Nederland tot nieuwe producten (‘indirect binnenland’).

Figuur 2.7 toont de ontwikkelingen van de bestemming van Nederlandse landbouwimport tot en met 2022 (2023 nog niet beschikbaar). Het eerste dat opvalt is dat de aandelen van de diverse importbestemmingen nauwelijks zijn veranderd door de tijd. In 2022 heeft wel enige verschuiving plaatsgevonden van ‘direct binnenland’ naar ‘indirecte export’.

De figuur laat ook zien dat in 2022 72,2% van de Nederlandse landbouwimport uiteindelijk in het buitenland terechtkomt (onbewerkt, bewerkt of als nieuw product) en 27,8% van de import in Nederland blijft. In 2021 was dit 30,2% van de import in Nederland, in 2015 31,7%. Import van landbouwgoederen is dus veel en in steeds grotere mate (uiteindelijk) voor het buitenland bestemd.

Lees hier verder.
 




Referenties
1) In de laatste maanden van 2021 en met name in 2022 kregen consumenten en producenten te maken met enorme prijsstijgingen van diensten en vooral goederen. Door toenemende vraag naar producten na de coronacrisis, beperkingen in de keten als gevolg van die pandemie en andere factoren zoals de oorlog in Oekraïne, lage rentes en de handelsconflicten tussen de VS en China stegen de prijzen hard. Dat is terug te zien in de internationale handel: in 2021 lag de prijs van de Nederlandse import en export respectievelijk 10,0% en 8,8% hoger dan in 2020. In 2022 lagen de prijzen nog eens 20,7 en 17,4% hoger dan in 2021 (CBS, 2023b). Dit zorgde voor een enorme toename van de internationale handel in waarde, maar de volumegroei bleef achter. Het beeld voor de landbouw is vergelijkbaar. Door gestegen energie- en brandstofprijzen en schaarste aan producten zoals graan en zonnebloemolie door de oorlog in Oekraïne namen ook de prijzen van onder andere graan(producten), zuivel en vlees sterk toe.


Handel in agrarische goederen - Landbouw gerelateerde goederen

De handel in landbouwgerelateerde goederen
4-3-2024

Onderstaande tekst is een weergave van hoofdstuk 5 uit de uitgave "De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband, editie 2024". Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Dit rapport beschrijft de ontwikkeling van de Nederlandse handel in landbouwproducten in 2023. Wageningen Economic Research en CBS maken in deze gezamenlijke uitgave, in opdracht van het ministerie van LNV, de eerste ramingen van de landbouwhandelscijfers voor 2023 bekend en voorzien deze van duiding. Naast inzicht in de export- en importcijfers, voor zowel landbouwgoederen als landbouwgerelateerde goederen, bevat de publicatie verschillende katernen waarin een handelsonderwerp uitgelicht wordt. Voor deze editie zijn de onderwerpen;

-Landbouwhandel in oorlogstijd: Nederlandse handel met Oekraïne en Rusland
-De voetafdruk van de invoer van Nederlandse agrarische goederen
-Handel in dierlijke mest en kunstmest – verschillende markten voor dezelfde nutriënten
-Bedekte teelten: meer variatie in gewassen, constructies en bouwlocaties

Al deze onderwerpen zijn apart te lezen op agrimatie. Rechts in het oranje vlak kunt u de verschillende hoofdstukken nalezen. Hier staan ook onderwerpen die in eerdere jaren aan bod zijn gekomen. Het verdient de voorkeur om het totale rapport te downloaden.

Het onderstaande artikel geeft onderdelen van hoofdstuk 5 weer. U kunt hier het totale rapport downloaden.


De handel in landbouwgerelateerde goederen

5.1 Inleiding 
In dit hoofdstuk ligt de focus op landbouwgerelateerde goederen: dit zijn goederen die internationaal worden verhandeld ten behoeve van landbouw- of voedingssectoren. Bekende voorbeelden zijn landbouwmachines en machines voor de voedingsmiddelenindustrie, maar ook bijvoorbeeld meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen behoren tot de landbouwgerelateerde goederen.

De landbouwgerelateerde goederen (of tertiaire landbouwgoederen) vormen samen met de (primaire en secundaire) landbouwgoederen, een bredere definitie van de Nederlandse handel in landbouwgoederen. In paragraaf 5.2 komen de macro-ontwikkelingen aan bod, paragraaf 5.3 voegt een landendimensie toe, paragraaf 5 een goederendimensie en paragraaf 5.4 kijkt naar importbestemmingen (nieuw in deze editie). Paragraaf 5.5 bespreekt de Nederlandse verdiensten aan de export van landbouwgerelateerde goederen.

5.2 Landbouwgerelateerde export neemt af
Voor 2023 wordt de export van landbouwgerelateerde goederen (of tertiaire landbouwexport) geraamd op 12,0 miljard euro (zie figuur 5.1), dat is 7% minder dan in 2022 (12,9 miljard euro). Echter, zoals in paragraaf 5.3 en 5.4 verder wordt uitgelegd, komt de afname door een onderliggende sterke daling van de export van meststoffen. Zonder meststoffen zou er een toename van 6% zijn. De import van landbouwgerelateerde goederen wordt met 5,7 miljard euro in 2023 ook 7% lager geraamd dan in 2022 (toen 6,2 miljard euro). Zonder meststoffen zou de afname 1% zijn. Het handelsoverschot is in 2023 met 6% afgenomen tot 6,3 miljard euro (in 2022 6,7 miljard euro). Over de gehele periode 2002-2023 is het handelsoverschot 3,7 keer zo groot geworden. Dat is meer dan bij de import (3,3 keer groter) en de export (3,5 keer groter).



De export van de landbouw- en landbouwgerelateerde exportwaarde (som van de cijfers in paragraaf 2.2 en 5.2) wordt voor 2023 geraamd op 135,8 miljard euro (zie figuur 5.2) en dat is 1% hoger dan in 2022. De ‘brede landbouwimport’ komt 4% lager uit dan in 2022. Het handelsoverschot van landbouw- en landbouwgerelateerde goederen komt uit op 46,2 miljard euro (11% groei in 2023).



5.3 Export van meststoffen naar Frankrijk en België keldert
De top vijf van bestemmingen van landbouwgerelateerde goederen (inclusief wederuitvoer) bestaat uit Duitsland (15% van het totaal), België (10%), VS en Frankrijk (elk 8%), en het Verenigd Koninkrijk (6,5%). Zie figuur 5.3. Landbouwmachines worden het meest uitgevoerd naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Bij de export naar België staan meststoffen bovenaan en bij de export naar de VS machines voor de voedingsmiddelenindustrie.

De tertiaire landbouwexport naar Denemarken (met 11%) en de Verenigde Staten (met 4%) is in 2023 gegroeid. Naar de andere bestemmingen nam de export in waarde af. De export naar België (-24%) en Frankrijk (-18%) is fors afgenomen en dat heeft volledig te maken met een scherpe daling van de exportwaarde van meststoffen, vooral door een forse daling van de prijs van kunstmest in 2023 (voor een nadere toelichting zie hoofdstuk 8).



Exclusief wederuitvoer neemt de Verenigde Staten de tweede positie in en passeert daarmee België passeert (figuur 5.4). Daarnaast komt Canada in de top tien (ten koste van Italië). Zowel voor de export naar de VS als naar Canada (voor bijna de helft landbouwmachines) geldt dat een bijzonder hoog percentage van de export van Nederlandse makelij is, respectievelijk 92% en 95%. Ter vergelijking, dat is slechts 64% bij de export naar België.

De invoer van landbouwgerelateerde goederen (figuur 5.5) is kleiner dan de export (figuur 5.3) en de handel is ook veel geconcentreerder. Van alle import komt 45% uit Duitsland of België. Uit Duitsland haalt Nederland in de eerste plaats veel landbouwmachines en op de tweede plaats kasmaterialen. Uit België komen kasmaterialen gevolgd door meststoffen. Op plek drie volgen de VS (met name landbouwmachines) en het VK (in de eerste plaats tractors en landbouwtrailers). De grootste groei komt op het conto van Japan (+9%, vooral tractors en landbouwtrailers) en de grootste afname betreft de import uit China (-38%, in de eerste plaats kasmaterialen).




5.4 Exportwaarde van meststoffen neemt af met 37% 
Op productniveau zijn er vier tertiaire landbouwgoederen (landbouwmachines, meststoffen, machines voor de voedingsindustrie en kasmaterialen) met een hoge exportwaarde en zeven met een lage tot hele lage exportwaarde (zie figuur 5.6). De belangrijkste ontwikkeling in 2023 is een zeer sterke afname van de exportwaarde van meststoffen (-37%), wat volledig te maken heeft met een nog forsere prijsdaling in 2023 (EC, 2023) na een vergelijkbaar sterke prijsstijging in 2022 rondom en na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. De uitgevoerde hoeveelheid meststoffen is in 2023 juist toegenomen door de heropstart van de productie. Voor meer informatie over meststoffen zie hoofdstuk 8.

Door de sterke afname van de exportwaarde van meststoffen zijn landbouwmachines in 2023 het belangrijkste tertiaire landbouwexportproduct van Nederland. Het gaat om een bedrag van 3,3 miljard euro, 27% van het totaal aan tertiaire landbouwexport. Meststoffen zakken naar twee (20% aandeel) en daarna volgen machines voor de voedingsmiddelenindustrie (17%) en kasmaterialen (15%). De vier belangrijkste productgroepen zijn daarmee goed voor 79% van de totale exportwaarde van tertiaire landbouwgoederen.

Indien wederuitvoer niet wordt meegerekend, dan blijft de top vier ongewijzigd (zie figuur 5.7). De export van deze goederen is namelijk voor het grootste deel van Nederlandse makelij. De nummer vijf van de totale export, vaccins voor dieren, zakt echter wel helemaal weg, omdat vrijwel alle export wederuitvoer betreft. Er zit ook relatief veel wederuitvoer bij andere goederen buiten de top vier waardoor de dominantie van de top vier nog groter wordt zonder wederuitvoer. Het aandeel van landbouwmachines, machines voor de voedingsmiddelenindustrie, kasmaterialen en meststoffen is nu niet 79% maar 92% van het totaal.






Aan de invoerkant domineren landbouwmachines (1,5 miljard euro), kasmaterialen (1,2 miljard euro) en meststoffen (0,8 miljard euro) (zie figuur 5.8). Daarna volgen tractors en landbouwtrailers, gewasbeschermingsmiddelen (elk 0,7 miljard euro) en machines voor de voedingsmiddelenindustrie (0,4 miljard). De andere landbouwgerelateerde goederen worden veel minder ingevoerd.

De invoerwaarde van meststoffen is net als de uitvoerwaarde flink gekrompen, hier met 33%. De invoer van vaccins voor dieren (met 39%) is procentueel het hardst gegroeid.







5.5 Ruim 73% tertiaire landbouwimport komt in het buitenland terecht

Een groot deel van de import van tertiaire landbouwexport (73,5% in 2022) komt uiteindelijk in het buitenland terecht. Dat is een iets hoger percentage dan bij de import van landbouwgoederen (72,2%, zie paragraaf 2.5). Het betreft 48,9% invoer voor wederuitvoer en 24,6% indirecte export na bewerking in Nederland. Dat betekent dat 26,5% in Nederland blijft: 12,5% directe afzet en 14,0% indirecte afzet na bewerking in Nederland.

Tussen de verschillende productgroepen zitten grote verschillen. Zo was in 2022 de volledige import van vaccins van dieren bestemd voor wederuitvoer, dat percentage ligt bij kasmaterialen op 18. Bij sproeitoestellen is relatief een hoog percentage directe afzet (33%), meststoffen worden veel indirect uitgevoerd, na bewerking in Nederland (40%) en kasmaterialen en stalinrichting kennen veel indirecte binnenlandse afzet, na bewerking in Nederland (zie figuur 5.9)..






5.6 Totale landbouwexportverdiensten ruim 55 miljard euro
Ook voor de tertiaire of landbouwgerelateerde goederen kan worden vastgesteld hoeveel de export ervan oplevert voor de Nederlandse economie. Voor 2023 worden de verdiensten aan tertiaire landbouwexport geraamd op 4,9 miljard euro. Inclusief de primaire en secundaire landbouwgoederen van paragraaf 2.4 komen de ‘brede’ landbouwexportverdiensten voor Nederland daarmee uit op 55,3 miljard euro.

Voor de landbouwgerelateerde goederen zijn voor het jaar 2022 ook gegevens beschikbaar op goederenniveau (zie figuur 5.10). Daaruit blijkt dat Nederland het meest verdient aan de export van landbouwmachines (1,5 miljard euro), gevolgd door meststoffen, machines voor de voedingsmiddelenindustrie (elk 1,1 miljard) en kasmaterialen (0,7 miljard). Aan alle overige tertiaire landbouwexport samen verdiende Nederland in 2022 0,7 miljard euro.


Aan een gemiddelde euro exportwaarde van landbouwgerelateerde goederen verdient Nederland meer dan aan een gemiddelde euro exportwaarde van landbouwgoederen: 40 tegen 38 eurocent (zie figuur 5.11 in vergelijking met figuur 4.27). Dat heeft volledig te maken een kleiner aandeel wederuitvoer in de totale export, want zonder wederuitvoer is de export van landbouwgoederen lucratiever dan de export van landbouwgerelateerde goederen (54 tegen 53 eurocent).

Het meest lucratief betreft de export van machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Hieraan verdient Nederland 55 eurocent per euro exportwaarde. Op basis van in Nederland geproduceerde export (zonder wederuitvoer) blijken machines voor de voedingsmiddelenindustrie en landbouwmachines even lucratief met 64 eurocent exportverdiensten per euro exportwaarde.



Aan de landbouwgerelateerde export is Nederland in de loop van de tijd steeds meer gaan verdienen. Bij landbouwmachines zijn de exportverdiensten sinds 2015 het meest toegenomen (plus 0,5 miljard euro, zie figuur 5.12). Daarna volgen machines voor de voedingsmiddelenindustrie met 0,3 miljard euro. Tussen 2021 en 2022 was de grootste groei ook bij de landbouwmachines (+0,2 miljard euro).






Lees hier verder.



Meer informatie
Toelichting indicator
Thema omschrijving
Beleidsinformatie
Archief


Naar boven